K4 Grammar Writing Lesson 2

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Goals this class
- Writing a good English sentence with the right word order 

Slide 2 - Diapositive

Wat weet ik al van woordvolgorde in Engelse zinnen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Sondage

Slide 4 - Diapositive

Woordvolgorde van een Engelse zin







Let op:
- TIJD kan ook vooraan in de zin (als je er de nadruk op wilt leggen)
- woorden die aangeven HOE VAAK iets gebeurd (always, often, never, usually, sometimes)
                      => komen VOOR het hoofdwerkwoord, maar NA ‘am/are/is/was/were’.

Slide 5 - Diapositive

Kies de juiste volgorde/ choose the right wordorder
A
Wie - doet - waar - wat - wanneer
B
Wie - doet - waar - wanneer - wat
C
Wie - doet - wat - wanneer - waar
D
Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 6 - Quiz

7. Welke zin is goed?
A
My mum and I went last week to London.
B
My mum and I went to London last week.

Slide 7 - Quiz

8. Welke zin is goed?
A
I walk never to school.
B
I never walk to school.

Slide 8 - Quiz

Wordorder
Waar hoort het bijwoord always ?
He is late for school.
A
He is always late for school.
B
He always is late for school.
C
Always he is late for school.
D
He is late for school always.

Slide 9 - Quiz

Wordorder
Welke zin is juist ?
A
He bought a car yesterday in London.
B
He bought a car in London yesterday.
C
Yesterday he bought a car in London.
D
Yesterday in London he bought a car.

Slide 10 - Quiz

Word order sleepvragen


Sleep de zinsdelen steeds naar de juiste plaats in de zin.

Slide 11 - Diapositive

He
is
always
playing games
in his room
in the evening

Slide 12 - Question de remorquage

My parents
never
read
the newspaper
in the weekends

Slide 13 - Question de remorquage

Kies de juiste volgorde/ choose the right wordorder
A
Wie - doet - waar - wat - wanneer
B
Wie - doet - waar - wanneer - wat
C
Wie - doet - wat - wanneer - waar
D
Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 14 - Quiz

Woordvolgorde van een Engelse zin







Let op:
- TIJD kan ook vooraan in de zin (als je er de nadruk op wilt leggen)
- woorden die aangeven HOE VAAK iets gebeurd (always, often, never, usually, sometimes)
                      => komen VOOR het hoofdwerkwoord, maar NA ‘am/are/is/was/were’.

Slide 15 - Diapositive

Maak oefeningen 
- Ga naar Versterk Jezelf en oefen met de opdrachten over woordvolgorde en maak de oefenopdracht (zie lesstof).




Slide 16 - Diapositive

Ik heb vertrouwen in de toets volgende week
Ja, gaat goedkomen.
Ja, al moet ik nog oefenen.
Ik twijfel. Ik moet nog veel oefenen.
Nee! Help!

Slide 17 - Sondage