Les verbes réguliers en -er

Les verbes réguliers en -er
De regelmatige werkwoorden op -er (in de présent / tegenwoordige tijd)
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Les verbes réguliers en -er
De regelmatige werkwoorden op -er (in de présent / tegenwoordige tijd)

Slide 1 - Diapositive

L'objectif
  • Aan het einde van deze les weet je met welke stappen je de juiste vorm een regelmatig werkwoord op -er kan bepalen. 

Slide 2 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden 
In het Frans zijn er drie groepen regelmatige werkwoorden: 
  1. Werkwoorden op -er
  2. Werkwoorden op -ir
  3. Werkwoorden op -re

Deze LessonUp gaat alleen over de werkwoorden op -er. Dat zijn er meer dan 280!
VB
Aimer, parler, manger, voyager, marcher, jouer
VB
Choisir, mentir, avertir, finir, punir, remplir, réussir
VB
Vendre, répondre, perdre, mordre, entendre, descendre, correspondre, attendre

Slide 3 - Diapositive

De regel 
  1. Haal -er van het hele werkwoord af om de stam te vinden:  Jouer    jou
  2. Je moet nu uitzoeken welk onderwerp er wordt gebruikt. Wie 'doet' het werkwoord? 
  3. Zet nu de juiste uitgang achter het werkwoord. 

Een werkwoord bestaat altijd uit een stam en een uitgang. De juiste uitgang bepaal je door naar het persoonlijk voornaamwoord te kijken. De uitgang plak je direct achter de stam. 
VB: Je joue
Ik = je
jij = tu
hij = il
zij = elle
men/wij = on
wij = nous
jullie/u = vous
zij (meervoud) = ils/elles
Je = e
Tu = es
il/elle/on = e
nous = ons
vous = ez
ils/elles = ent

Slide 4 - Diapositive

Vervoeg het volgende werkwoord:
Hij valt (tomber)
A
il tomber
B
il tomba
C
il tombe
D
il tombes

Slide 5 - Quiz

Vervoeg het volgende werkwoord:
Zij ontmoeten (rencontrer)
A
il rencontre
B
elle rencontre
C
ils rencontrent
D
nous rencontrons

Slide 6 - Quiz

Vervoeg het volgende werkwoord:
jij blijft (rester)
A
je restes
B
tu restes
C
je reste
D
tu restent

Slide 7 - Quiz

UItzonderingen / bijzonderheden
Als een werkwoord begint met een klinker of h, dan gebruik je in de ik-vorm geen je maar j'
VB: J'habite, j'aime, j'adore

Als de stam van een werkwoord eindigt op een g, dan gebruik je in de nous-vorm de uitgang          -eons in plaats van -ons
VB: Nous voyageons, nous mangeons

Slide 8 - Diapositive

Vervoeg het volgende werkwoord:
ik woon
A
je habite
B
j'habite
C
je'abite
D
j''''''''

Slide 9 - Quiz

Vervoeg het volgende werkwoord:
Wij reizen (voyager)
A
nous voyagons
B
nous voyageons
C
vous voyageez
D
vous voyagez

Slide 10 - Quiz

Eezelsbruggetje

Een ESkimo Eet ONS EZeltje ENTerecht
Je                       - e
Tu                      - es
Il/elle/on           - e
Nous                 - ons
Vous                  - ez
Ils/elles              - ent

Slide 11 - Diapositive

Kortom...
  • Alle werkwoorden op -er worden volgens dezelfde patroon vervoegd. Ze zijn regelmatige werkwoorden.

  • Om de juiste vorm van een werkwoord te bepalen moet je:
  1. de -er weghalen
  2. de stam opschrijven (werkwoord zonder -er)
  3. naar het persoonlijk voornaamwoord kijken en de juiste uitgang toevoegen

  • Alle uitgangen moet je uit je hoofd leren. Om deze makkelijk te kunnen herinneren, kan je de volgende zin leren: Een ESkimo Eet ONS EZeltje ENTerecht

Slide 12 - Diapositive