H5-voorzetsel

Nederlands
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • welkom
  • herhaling
  • doelen
  • uitleg
  • opdrachten
  • evaluatie 

Slide 2 - Diapositive

Zoek de bnw
Het schattige meisje had een kleine teddybeer.

Slide 3 - Question ouverte

Doel
Aan het einde van de les:
  • kun je het voorzetsel in een zin herkennen en benoemen.

Slide 4 - Diapositive

Opdracht
Vul een passend woord in op de stippellijntjes. 

In een zin kunnen meerdere lijntjes staan. Typ het dan zo:
op in bij 

Slide 5 - Diapositive

Ik ben ... bezoek ... mijn rijke oom en tante ... Amerika.

Slide 6 - Question ouverte

Mijn oom woont ... een te gek cool huis.

Slide 7 - Question ouverte

Ik lig nu ... de bank ... de huiskamer.

Slide 8 - Question ouverte

Ik kijk ... de tuin ... een groot zwembad.

Slide 9 - Question ouverte

Voorzetsel
Voorzetsels zijn woorden die voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord kunnen staan. 
Ze helpen een precieze plaats, richting of tijd aan te geven. 

Voorbeelden: van, na, met, tegen, achter, in, naast, langs, tijdens

In de achtertuin liggen twee katten naast de vijver te zonnen. 

Slide 10 - Diapositive

Voorzetsel
De meeste voorzetsels kan je invullen op de puntjes van de volgende woordgroepen:

... de kamer
... het feest
... het bureau

Slide 11 - Diapositive

Voorzetsel
Je kan ook deze twee gebruiken:

plaats -> de vogel zit/ vliegt ... kooi

tijd -> ... de vakantie

Slide 12 - Diapositive

Opdracht
Lees de zin. In elke zin staan twee voorzetsels. Schrijf ze op. 

Slide 13 - Diapositive

Ik ga met mijn vriendin naar muziekles.

Slide 14 - Question ouverte

Kom je na de vakantie bij mij eten?

Slide 15 - Question ouverte

We gaan met de trein naar Parijs.

Slide 16 - Question ouverte

Voor mijn deur poept een hond op de stoep.

Slide 17 - Question ouverte

Achter het huis staat een appelboom in het weiland.

Slide 18 - Question ouverte

Ik zat in de trein zonder kaartje.

Slide 19 - Question ouverte

Bij Nederlands zit ik naast mijn vriend.

Slide 20 - Question ouverte

Op de terugweg fiets ik langs de bakker.

Slide 21 - Question ouverte

Ik schoot de bal eerst tegen het raam en toen op het dak.

Slide 22 - Question ouverte

De foto's hangen aan de muur in mijn kamer.

Slide 23 - Question ouverte

Opdracht
Zoek de voorzetsels in de zinnen en schrijf deze op.

Slide 24 - Diapositive

Er leven mensen in de woestijn. Daar groeit bijna niets!

Slide 25 - Question ouverte

Hoe kun je leven van een landschap zonder zee en planten?

Slide 26 - Question ouverte

De mensen in de woestijn leven van de veeteelt. Ze hebben bijvoorbeeld kamelen.

Slide 27 - Question ouverte

Ze leven in tenten. Als ze ergens water vinden, blijven ze daar tot er niets meer is.

Slide 28 - Question ouverte

Dan leiden ze hun dieren naar een andere plaats. De dieren vervoeren alle spullen op hun rug.

Slide 29 - Question ouverte

Evaluatie

Je kan het voorzetsel in een zin herkennen en benoemen.

Slide 30 - Diapositive

Voorzetsels

Slide 31 - Carte mentale

Zoek de voorzetsels in deze zin:
De kat lag op een zacht bed van veren.

Slide 32 - Question ouverte

Hoe heb jij de voorzetsels gevonden in de zinnen?

Slide 33 - Question ouverte