(Werkwoord)spelling blok 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Nederlands V3

* Spelling

* Werkwoordspelling 

Hoe zit het nog met jullie taalgevoel?

In het Nederlands spel je woorden vaak zoals je ze uitspreekt, maar er zijn ook verwarwoorden.

* Homofonen: beide schrijfwijzen zijn mogelijk, maar de betekenis verschilt.

Wat is de goede schrijfwijze van de onderstaande woorden?
1. De sporthal bood/boot de mensen die hun huis uit moesten onderdak aan.

1. bood
2. boot

2. De stijlvolle man draagt een grijs giletje/chiletje.

1. giletje
2. chiletje

3. Na een rustige wedstrijd verliep de finish wat hectisch/hektisch.

1. hectisch
2. hektisch

4. Beleid/belijd je geloof zoals je dat wilt, maar bied anderen ook die ruimte.

1. Beleid
2. belijd

5. Haar rose/roze nagellak past perfect bij haar schoenen.

1. rose
2. roze

6. Ik kan niet leidzaam/lijdzaam toekijken hoe hij verder aftakelt.

1. leidzaam
2. lijdzaam

Noteer hieronder met elk woord uit de volgende homofone woordparen een zin waarin je het woord in de goede betekenis gebruikt.

1. stijger / steiger

2. krab /krap

bout / boud

Werkwoordspelling

* Blok 1 en 2

* Extra oefenmateriaal/ sites

Korte herhaling theorie

Stap 1:

Bepaal altijd eerst of het om een PV - VD - INF gaat.

* PV -persoonsvorm (Doe de tijdproef, dan verandert het werkwoord.)

* VD -voltooid deelwoord (Staat er nog een hulpwerkwoord van hebben/zijn/worden in de zin, dan is het andere werkwoord een vd)

* Infinitief - (hele werkwoord, maar is geen pv in de zin)

Gekozen?

Welke regel gebruik je dan?

- PV tegenwoordige tijd ( vul 'lopen' in. Hoor je een -t, dan schrijf je die bij ieder ander woord ook)

- PV verleden tijd (sterk of zwak? Sterk verandert zelf, zwak gebruik je 't sexy fokschaap)

-VD (sterk of zwak? Sterk verandert zelf, zwak gebruik je 't sexy fokschaap)

1. De geluidsoverlast is ... (verergeren) nu de buurman de kwaliteit van zijn stereo-
installatie .. . (verbeteren) heeft.

1. verergert - verbetert
2. verergerd - verbeterd
3. verergerd - verbetert
4. verergert - verbeterd

2. Wie wat .. . (bewaren), die heeft wat!

1. bewaart
2. bewaarde
3. bewaardt
4. bewaard

3. Olga was als laatste ... (finishen) en .. . (knarsen) daarom met haar tanden.

1. finishte- knarsde
2. finifhte - knarste
3. gefinisht - knarste
4. gefinisht - knarsten

4. Dat jij je mening zo snel ... (veranderen), heeft mij wel wat ... (verbazen).

1. verandert - verbaast
2. verandert -verbaasd
3. veranderd - verbaazd
4. verandert - verbaast

5. De jarige ... (wachten) niet tot alle kaarsjes waren ... (doven) voor hij een hapje nam.

1. wachten - gedoofd
2. wachte - gedoovd
3. wachtte - gedoofd
4. wachtte - gedooft

Einde les