oefenen voor de toets hoofdstuk 5

Welke economische motieven waren er voor het modern imperialisme?
A
grondstoffen en afzetmarkten
B
arbeidskrachten en grondstoffen
C
slaven en afzetmarkten
D
grondstoffen en eindprodukten
1 / 49
suivant
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welke economische motieven waren er voor het modern imperialisme?
A
grondstoffen en afzetmarkten
B
arbeidskrachten en grondstoffen
C
slaven en afzetmarkten
D
grondstoffen en eindprodukten

Slide 1 - Quiz

Welke van de motieven voor het modern imperialisme komt in deze prent duidelijk tot uiting?
A
Verovering voor afzetmarkten (hier China)
B
Verovering voor de machtspositie in de wereld
C
Verovering om achterlijke gebieden te beschaven
D
Verovering voor grondstoffen (bijv. Chinese zijde voor textiel)

Slide 2 - Quiz

Welke van de motieven voor het modern imperialisme wordt hier vooral bekritiseerd?
A
Economische
B
Politieke
C
Culturele
D
Alle drie

Slide 3 - Quiz


Wat is een voorbeeld van de ethische politiek?
A
Het oprichten van scholen
B
Bedrijven starten in Nederlands-Indië
C
Een indirect bestuur invoeren
D
Het systeem van vrije arbeid

Slide 4 - Quiz

Met welk doel hadden Europeanen contact met Afrika?  
Koppel de begrippen aan de juiste perioden 
Voor 1800
tussen 1800 - 1880
Na 1880
Modern imperialisme
Ontdekken 
Slavenhandel
Nationalisme
Handelsposten stichten
Bekeren tot christendom

Slide 5 - Question de remorquage


Bekijk de bron hiernaast. Deze tekening gaat over de Conferentie van Berlijn. De man die de taart aansnijdt is de leider van Duitsland. De titel is 'Ieder zijn deel'. 
Wat is de mening van de maker over de verdeling van Afrika?

Slide 6 - Question ouverte


Vraag 6
In de 19de eeuw zijn Europeanen verrast door de schitterende steden die ze in bijvoorbeeld het binnenland van Mali zien. Met welk begrip kun je verklaren dat de Europeanen verrast zijn?
A
Exploitatie
B
Kolonisatie
C
Modern imperialisme
D
Superioriteitsdenken

Slide 7 - Quiz


Leg uit waarom het nationalisme een oorzaak is voor de wedloop om Afrika

Slide 8 - Question ouverte

  Zet in de goede volgorde (van vroeg naar laat - van links naar rechts)
A
B
C
E
F
D
Het Javaanse vorstendom Mataram ontstaat
Batavia wordt de hoofdstad van Nederlands-Indië
Overal in het gebied zijn Nederlanders de baas
De VOC gaat failliet
De VOC richt op verschillende eilanden handelsposten op
De Nederlandse staat maakt van de VOC bezittingen een kolonie

Slide 9 - Question de remorquage

Wat was het doel van de verdeel-en-heerspolitiek die Nederland voerde in Nederlands-Indië?
A
Het bevoordelen van sommige vorsten zodat ze niet samen in opstand zouden komen
B
Het voorkomen van een oorlog met Groot-Brittannië en Frankrijk
C
Nederland wilde de verschillende eilanden opdelen in onafhankelijke vorstendommen
D
Nederland wilde zo de voor- en tegenstanders van het modern imperialisme tegen elkaar uitspelen

Slide 10 - Quiz

Sleep alles wat te maken heeft met de ethische politiek naar het gele vlak. 
Ethische Politiek
Er worden banken opgericht voor de inlandse bevolking
Het koloniale leger wordt versterkt
De inlandse bevolking kreeg betere scholen
De gezondheidszorg werd verbeterd
De bevolking van Nederlands-Indië kreeg stemrecht
Betere infrastructuur werd aangelegd

Slide 11 - Question de remorquage

Voor 1800
1800 - 1880
Na 1880
Missionarissen willen het Christendom verspreiden
Handel met de kustgebieden van Afrika
Slaven worden van Afrika naar Amerika gebracht
Europese landen stichten koloniën in Afrika
Europeanen ontdekken het binnenland van Afrika

Slide 12 - Question de remorquage

Welk land deed niet mee aan de Wedloop om Afrika?
A
België
B
Nederland
C
Groot-Brittannië
D
Italië

Slide 13 - Quiz

Zet de gevolgen voor Afrika bij de juiste categorie.
Economisch gevolg
Cultureel gevolg
Sociaal gevolg
Politiek-bestuurlijk gevolg
Afrika gaat grondstoffen leveren voor de Europese industrie
Westerse talen, ideeën en het Christendom worden verspreid in Afrika
Er ontstaat een samenleving met witte bestuurders en ondernemers aan de top
Heel Afrika - op Ethiopië na - wordt bestuurd door Europese landen
Door de door Europese landen getrokken grenzen ontstonden conflicten tussen Afrikaanse volken
Afrika werd als afzetgebied gebruikt voor goedkope Europese producten

Slide 14 - Question de remorquage

Geef in je eigen woorden antwoord op het leerdoel: 'je kunt uitleggen wat de belangrijkste gevolgen waren van de Europese verdeling.'

Slide 15 - Question ouverte

Hoe zagen de eerste contacten tussen Afrika en Europa er uit?
A
Er werden Afrikaanse landen bestuurd door Europeanen
B
Zendelingen bekeerden met succes veel Afrikanen
C
Europeanen haalden mn goud en slaven uit Afrika
D
Er werden expedities gehouden

Slide 16 - Quiz


Over welke gebeurtenis gaat deze prent?
A
Conferentie van Berlijn
B
Conferentie van München
C
Conferentie van Potsdam
D
Het congres van Wenen

Slide 17 - Quiz

  Zet in de goede volgorde (van vroeg naar laat - van links naar rechts)
A
B
C
E
F
D
Het Javaanse vorstendom Mataram ontstaat
Batavia wordt de hoofdstad van Nederlands-Indië
Overal in het gebied zijn Nederlanders de baas
De VOC gaat failliet
De VOC richt op verschillende eilanden handelsposten op
De Nederlandse staat maakt van de VOC bezittingen een kolonie

Slide 18 - Question de remorquage

Zet de bestuurders in de juiste volgorde. Van machtig (bovenaan) naar minst machtig (onderaan)
Inlandse vorsten
Gouverneur-generaal
Nederlandse regering
De inheemse bevolking

Slide 19 - Question de remorquage

Wat was het doel van de verdeel-en-heerspolitiek die Nederland voerde?
A
Het bevoordelen van sommige vorsten zodat ze niet samen in opstand zouden komen
B
Het voorkomen van een oorlog met Groot-Brittannië en Frankrijk
C
Nederland wilde de verschillende eilanden opdelen in onafhankelijke vorstendommen
D
Nederland wilde zo de voor- en tegenstanders van het modern imperialisme tegen elkaar uitspelen

Slide 20 - Quiz

Welke Nederlandse politieke stroming was tegen het cultuurstelsel?
A
De sociaal-democraten
B
De liberalen
C
De confessionelen (gelovigen)
D
De feministen

Slide 21 - Quiz

Cultuurstelsel

Vrije arbeid
koffie, suiker en tabak
hongersnoden tot gevolg
NL'se regering bepaalt wat er geproduceerd wordt
Ondernemers mogen eigen plantage of fabriek beginnen 
Boeren  moeten 20% van land verbouwen voor NL
Javanen werken in loondienst voor Europeaan

Slide 22 - Question de remorquage

‘Prins Mirza Babar Sahib mag prins blijven, als hij maar luistert’:

‘Niets is mooier dan een krachtig leger’
‘Nooit meer democratie: dat brengt alleen maar ellende’
‘Om sterk te zijn heeft ons land zoveel mogelijk koloniën nodig’
‘Onze westerse ideeën zijn beter dan de oosterse’
‘Van nature kunnen zwarte mensen erg goed dansen
‘Wij Schotten horen niet thuis in Groot-Brittannië’
Indirect bestuur
militarisme
restauratie
modern imperialisme
superioriteitsdenken
racisme
nationalisme

Slide 23 - Question de remorquage



Paragraaf 1 - Nationalisme
Noem één gevolg van het ontstaan van nationalisme.

Slide 24 - Question ouverte



Paragraaf 1 - Nationalisme
Geef twee voorbeelden waarbij nationalisme zorgde voor spanningen in Europa.

Slide 25 - Question ouverte



Paragraaf 1 - Nationalisme
Geef één voorbeeld waarbij nationalisme zorgde voor spanningen in Europa.

Slide 26 - Question ouverte


Paragraaf 1 - Nationalisme
Heeft 'nationalisme' in het Koninkrijk der Nederlanden voor eenwording of splitsing van het rijk gezorgd?
A
Eenwording
B
Splitsing

Slide 27 - Quiz


Paragraaf 1 - Nationalisme
Stel, een Nederlandse geschiedenisdocent in de negentiende eeuw geeft een nationalistische geschiedenisles.
Welke onderwerp zou hij dan behandelen?
A
De opening van het suezkanaal
B
De betekenis van het Wilhelmus (volkslied)
C
De opkomst van industrie in Engeland

Slide 28 - Quiz



Paragraaf 2 - Europese wereldrijken
Leg in eigen woorden uit wat 'Modern Imperialisme' is.

Slide 29 - Question ouverte



Paragraaf 2 - Europese wereldrijken
Noem twee Nederlandse koloniën uit de 17de eeuw.

Slide 30 - Question ouverte



Paragraaf 2 - Europese wereldrijken
Noem twee oorzaken waarom men aan Modern Imperialisme ging doen.

Slide 31 - Question ouverte


Paragraaf 2 - Europese wereldrijken
Waardoor verliep de handel van en naar India steeds sneller?
A
Door de uitvinding van het stoomschip
B
Door de uitvinding van het vliegtuig
C
Door de aanleg van het Suezkanaal
D
Door de aanleg van het Panamakanaal

Slide 32 - Quiz


Paragraaf 2 - Europese wereldrijken
Welke uitspraak is juist?
A
Nederland was bang dat andere landen Indonesië zouden veroveren
B
Alle Nederlandse koloniën werden door de VOC veroverd
C
De stichting van Nederlands-Indië is heel vredig verlopen

Slide 33 - Quiz

Wat werd niet besloten op het Congres van Wenen?
A
De situatie uit de tijd van de Franse Revolutie wordt hersteld
B
Aan de Franse noordgrens komt een sterke staat
C
Het zijn weer vorsten die landen regeren in plaats van volksvertegenwoordigingen
D
Landen grijpen gezamenlijk in als er revoluties dreigen

Slide 34 - Quiz

Klik op de kaart om te vergroten. Deden alle Duitstalige landen mee aan het Duitse keizerrijk? Leg je antwoord uit.

Slide 35 - Question ouverte

Afbeelding uit 1830 of 1831 van koning Willem I. De onbekende tekenaar heeft boven de prent geschreven: ‘De koning van de kazen’. Aan de muur hangt een haring met de tekst ‘Hollands product’.
Is de maker van deze prent, Nederlands, Frans of Belgisch? Leg je antwoord uit.

Slide 36 - Question ouverte

Welke tegenstelling tussen België en Nederland bestond niet rond 1830?
A
het noorden was nog niet geïndustrialiseerd, het zuiden wel
B
het noorden was deels protestants, het zuiden katholiek
C
het noorden was Nederlandstalig, het zuiden grotendeels Franstalig
D
Het noorden had een koning, het zuiden nog niet

Slide 37 - Quiz

Wat deed koning Willem I om de tegenstellingen in zijn koninkrijk te overbruggen?
A
Niets: het probleem zou zich vanzelf oplossen
B
Hij probeerde overal de noordelijke cultuur in te voeren
C
Hij schreef het Frans voor als officiële spreektaal
D
Hij vergrootte de godsdienstvrijheid

Slide 38 - Quiz

Bekijk de kaart. Uit welke periode komt deze kaart?
A
Voor 1795
B
Voor 1815
C
Tussen 1815 en 1830
D
Tussen 1848 en 1914

Slide 39 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de politiek van Bismarck?
A
Democratische revolutie
B
militarisme
C
nationalisme
D
Restauratie

Slide 40 - Quiz

Door het nationalisme vielen rijken uit elkaar of ontstonden juist nieuwe grotere rijken. Wat is juist?
A
Italië en Duitsland vielen uit elkaar
B
Het Ottomaanse Rijk ontstond
C
Het Habsburgse Rijk viel uit elkaar
D
Het Duitse Rijk werd kleiner en Italië groter

Slide 41 - Quiz

Waar waren de leiders van Europa in 1814-1815 niet bang voor?
A
Dat koningen weer aan de macht zouden komen
B
Dat Frankrijk weer oorlog ging voeren
C
Dat er revoluties zouden uitbreken
D
Dat er weer oorlog en chaos zou ontstaan

Slide 42 - Quiz

Welke Franse koning kwam in 1814 aan de macht?
A
Lodewijk XIV
B
Lodewijk XVI
C
Lodewijk XVIII
D
Napoleon Bonaparte I

Slide 43 - Quiz

Past deze bron goed bij het nationalisme? Leg uit!

Slide 44 - Question ouverte

a. Wie zijn ‘we’ in deze bron?
b. Past deze bron bij nationalisme, bij militarisme of bij allebei? Leg je antwoord uit.

Slide 45 - Question ouverte

Waarom was een groot imperium in de 19e eeuw voordelig voor een Europees land?
A
Europese landen konden zo hun grondstoffen in de kolonies afzetten
B
Europese werkgevers konden goedkoop arbeiders uit de kolonies halen voor in de fabrieken
C
Grondstoffen konden makkelijker vervoerd worden naar de kolonies
D
Europese fabriekseigenaren hadden eenvoudig toegang tot afzetmarkten en grondstoffen

Slide 46 - Quiz

Is in deze bron sprake van superioriteitsdenken? Leg je antwoord uit.

Slide 47 - Question ouverte

Zie bron: Bijeenkomst van Indiase edelen aan het hof van keizer Akbar Shah II van India, rond 1820. Tussen de edelen links staat sir David Ochterlony (met witte broek en rode jas), de Britse vertegenwoordiger aan het hof.
Is deze bron een voorbeeld van indirect bestuur? Leg uit!

Slide 48 - Question ouverte

Geef uitleg bij de volgende begrippen:
a. Modern imperialisme (2p)
b. Afzetgebied (1p)
c. militarisme (2p)

Slide 49 - Question ouverte