weefsel t/m organisme
1 / 19
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is een cel
A
Een organel
B
Grootste bouwsteen van een organisme
C
Kleinste bouwsteen van een organisme
D
Kleinste stukje van een materiaal wat nog alle eigenschappen heeft
Slide 2 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 3 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 4 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 5 - Diapositive
op het bord: orgaan zijn verschillende weefsels die samenwerken aan een taak
voorbeeld van een orgaan
Slide 6 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 7 - Diapositive
op het bord: gewervelden = dieren met een wervelkolom
zoogdieren = dieren die hun jongen zogen
Slide 8 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Mensen hebben over het algemeen dezelfde organen als zoogdieren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Organen van een plant
Wortels
Hart
stengel
bladeren
lever
hersenen
Slide 10 - Question de remorquage
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 11 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 12 - Diapositive
op het bord: orgaanstelsel bestaat uit meerdere organen die samenwerken aan dezelfde taak
Welk orgaanstelsel zorgt voor de verwerking van voedsel bij mens en dier?
A
Verteringstelsel
B
Ademhalingstelsel
C
Uitscheidingsstelsel
D
Zenuwstelsel
Slide 13 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 14 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Voorbeeld van een organisme
Slide 15 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 16 - Diapositive
op het bord: door levenskenmerken weet je of iets levend is of niet
Slide 17 - Diapositive
op het bord: levenskenmerkerken ontstaan door orgaanstelsels
orgaanstelsels samen is een organisme
tot welke groep horen stenen, lucht en water?
A
levend
B
dood
C
levenloos
Slide 18 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 19 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
