A3 wk 36 les 2 ww spell

Welkom!
Klaar voor de start:
   -boek, pen, schrift
   -jas uit, tas op de grond
   -telefoon uit, in de tas
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Klaar voor de start:
   -boek, pen, schrift
   -jas uit, tas op de grond
   -telefoon uit, in de tas

Slide 1 - Diapositive

Vooraf: 
Inloggen Malmberg: 539871
LessonUp: ctkeb

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
Toets werkwoordspelling: herkennen ww, pv, volt deelw.

Slide 3 - Diapositive

Deze les
Werkwoordspelling

Slide 4 - Diapositive

Lesdoel
-Je weet de basisregels van de werkwoordspelling en je kunt ze op de juiste manier toepassen

Slide 5 - Diapositive

Werkwoordspelling: pv vt en tt + uitleg voltooid deelwoord (+ gebruikt als bijv. nw.)

Slide 6 - Diapositive


  • Werkwoordspelling:   herhalen + uitleg VD en TD.
  • LessonUp quiz 
Wat gaan we doen?

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Spelling van de persoonsvorm
  • Welk onderwerp hoort erbij? Enkelvoud of meervoud?

  • In welke tijd staat het? Tegenwoordige of verleden tijd?

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

We gaan oefenen ...
Denk aan de tijd, je hebt 20 seconden.

Slide 13 - Diapositive

'Hij wil gaan voetballen'
Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

'Dat zou ik geloof ik liever niet doen.'
'zou' =
A
voltooid deelwoord
B
persoonsvorm tt
C
infinitief
D
persoonsvorm vt

Slide 15 - Quiz

De burgemeester ...... (beantwoorden) de brief.
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoorden
D
beantwoort

Slide 16 - Quiz

(houden)........ jij van spruitjes?
A
houd
B
houdt
C
hout
D
houden

Slide 17 - Quiz

De familie ………(rijden) met de auto naar de Efteling.
A
rijd
B
rijdt
C
rijden
D
rijt

Slide 18 - Quiz

Te veel eten (schaden-tt) de gezondheid.

Slide 19 - Question ouverte

Het hout ........ (verbranden) in de open haard.
A
verbrand
B
verbrandt
C
verbrant
D
verbranden

Slide 20 - Quiz

......... (luiden) jij de kerkklokken?
A
luid
B
luidt
C
luiden
D
luit

Slide 21 - Quiz

LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot
A
leide
B
leiden
C
leidde
D
leidden

Slide 22 - Quiz

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 23 - Quiz

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden

Slide 24 - Quiz

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos
A
grenste
B
grensten
C
grensde
D
grensden

Slide 25 - Quiz

Het voltooid deelwoord
Kenmerken van een voltooid deelwoord
- Staat vaak aan het einde van een zin
- Begint (niet altijd) met ge-, be- of ver- (of dit staat middenin het woord)
- Er zijn twee vormen: 
         - voltooid deelwoorden die eindigen op -d of -t
         - voltooid deelwoorden die eindigen op -en

Klas 3 heeft uitleg over de excursie naar Antwerpen gekregen.
In de Ardennen hebben we de safaritenten alvast opgewarmd.
Meneer Biesheuvel heeft een dansje onder de discolamp gewaagd.

Slide 26 - Diapositive

Spelling van het volt. dw.
- Voltooid deelwoord van een klankveranderend (sterke) ww:
schrijf op zoals je het hoort
gebracht - gekocht - gestolen - vergeten

- Voltooid deelwoord van een klankvast (zwakke) ww:
eindigt op een -d of een -t
Tip 1: maak het woord langer om te horen hoe je het spelt
Tip 2: gebruik 't kofschip-x
gespeel... - gespeelde - dus gespeeld            of      spelen - spel - gespeeld

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Spelling van het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord. 

  • Schrijf het woord zo kort mogelijk.
  • Het bestede geld, de gemaakte test, een vergrote foto.
  • Een bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -e, behalve bij sommige sterke werkwoorden.
  • De verdwenen sok, een gelopen race.

Slide 29 - Diapositive

vergelijk de zinnen:
De man verbreedde het pad.  
Het verbrede pad was alsnog te smal.


Hij ontkent verliefd te zijn.
De ontkende verliefdheid brak hem op. 
  • verbreedde = PV VT
  • verbreed + de  
  • verbrede = VD als BN
  • zo kort mogelijk
  • ontkent = PV TT 
  • ontken + t  
  • ontkende = VD als BN
  • -d (verlengproef) + e

Slide 30 - Diapositive

  • Spelling van het voltooid deelwoord
Tegenwoordig 
deelwoord
(Tegenwoordig deelwoord)

Slide 31 - Diapositive

Spelling van het bijvoeglijk gebruikte tegenwoordig deelwoord. 

  • Als je het bijvoeglijk gebruikt schrijf je: infinitief + D(E)
  • De lachende meisjes, de hoestende man, de bellende agent

  • maar ook: een ontwijkend antwoord of een rennend kind

Slide 32 - Diapositive

De uit Syrië (vluchten) student had een foutloos (schrijven) verslag ingeleverd.

Schrijf de woorden onder elkaar en gebruik geen hoofdletters!

Slide 33 - Question ouverte

De kok kruidde op verzoek van de gast het (kruiden) eten nogmaals.
Gebruik geen hoofdletter!

Slide 34 - Question ouverte

Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Infinitief
Onvoltooid deelwoord
Vdw als bijvoeglijk naamwoord
Gebruik je altijd na 'te'.
Kan in de verleden en tegenwoordige tijd staan.
Hele werkwoord + d
Zo kort mogelijk
Begint vaak met -ge, -be, -ver, -ont.

Slide 35 - Question de remorquage

De man werd -schreeuwend- op straat gevonden.
A
voltooid deelwoord
B
tegenwoordig deelwoord

Slide 36 - Quiz

Simone is naar Friesland verhuist/verhuizt/verhuisd
A
verhuizd
B
verhuist
C
verhuisd

Slide 37 - Quiz

Die jongen heeft mij weer -stompen-.
A
gestompt
B
gestompen
C
gestomd
D
gestampen

Slide 38 - Quiz

De -redden - hond was dankbaar.
A
gerede
B
geredde

Slide 39 - Quiz

De kat heeft mij gekrabt/gekrabd...
A
Het moet zijn gekrabt
B
Het moet zijn gekrabd
C
Het mag hier allebei
D
Paniek! ik weet het niet!

Slide 40 - Quiz

De uitgelote student lootte vorig jaar voor de tweede keer mee.

Is uitgelote goed geschreven?
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quiz

De gehate minister haatte het om op werkbezoek te gaan.

Is gehate goed geschreven?
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quiz

Werkwoordspelling ...
Als je de behandelde stof nog lastig vindt, kan je het filmpje op de volgende slide bekijken. 

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Vidéo

Slide 45 - Diapositive


Slide 46 - Question ouverte


Slide 47 - Question ouverte


A

Slide 48 - Quiz


A

Slide 49 - Quiz

Slide 50 - Carte mentale

Slide 51 - Carte mentale