Quiz Staatsinrichting

Quiz Staatsinrichting

Oefentoets hoofdstuk 1

Bij een monarchie is het staatshoofd een?

1. Koning
2. President

Liberalen 

Socialisten 

Vrijheid

Gelijkheid tussen arm en rijk 

arbeiders helpen

weinig bemoeien met economie

In de grondwet van 1848 stond beschreven wie er mochten stemmen. Dat waren voor 1887:

1. Alle mannen
2. Alle mannen en vrouwen
3. Alle mannen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden
4. Alle mannen die een schooldiploma hadden

Hoe wordt de vorm van kiesrecht genoemd waarbij gekeken wordt naar de hoeveelheid belasting?

1. Algemeen kiesrecht
2. Censuskiesrecht
3. Passief kiesrecht
4. Actief kiesrecht

Welke van de drie machten ligt bij de regering in Nederland?

1. Wetgevende macht
2. Rechterlijke macht
3. Uitvoerende macht
4. Absolute macht

De ministers zijn verantwoordelijk voor wat de koning zegt en doet. Hoe noemen we dat?

Welke van onderstaande antwoorden is geen klassiek grondrecht?

1. Vrijheid van godsdienst
2. Vrijheid van meningsuiting
3. Vrijheid van onderwijs
4. Recht op gezondheidszorg

Politieke partijen die samen de regering vormen, noemen we?

1. Een coalitie
2. De oppositie

Het recht van initiatief heeft alleen de

1. Eerste kamer
2. Tweede kamer

Het recht van initiatief betekent:

1. geldbesteding goedkeuren
2. een wetsvoorstel wijzigen
3. een wetsvoorstel indienen
4. de minister om informatie vragen

De koning kan niet afgezet worden vanwege politieke fouten. De koning is............

1. Onschendbaar
2. Nooit strafbaar
3. Boven de wet verheven

Een organisatie die opkomt voor de belangen van de werknemers noemen we

1. Een politieke partij
2. Een werkvereniging
3. Een vakbond

Op welke manier wilden de communisten de sociale kwestie (problemen van de arbeiders) oplossen?

1. Door vakbonden
2. Door een revolutie
3. Door via het parlement wetten te maken
4. Door iedereen kiesrecht te geven

Hoe wilde de sociaaldemocraten de sociale kwestie oplossen?

1. Door vakbonden
2. Door revolutie
3. Door sociale wetten via het parlement
4. Door een oorlog

De SDAP (partij van de arbeiders) was voor:

1. Algemeen kiesrecht
2. Beperkt kiesrecht voor mannen
3. Censuskiesrecht
4. Alleen vrouwenkiesrecht

Liberalen 

Socialisten

Protestanten

Katholieken

ARP

Liberale Unie

SDAP

RKSP

Schaepman

Troelstra

Thorbecke

Kuyper

Strijd voor het krijgen van dezelfde rechten als een andere groep noemen we:

1. Feminisme
2. Emancipatie
3. Verzuiling

Wat was het gevolg van het caoutchouc- artikel?

1. Dat vrouwen ook mochten stemmen
2. Dat iedereen mocht stemmen
3. Dat steeds meer mannen mochten stemmen
4. Dat een regering afgezet kon worden

Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs zijn

1. Socialisten
2. Liberalen
3. Communisten
4. Feministen

Wat is bijzonder onderwijs?

1. Onderwijs voor kinderen met een beperking
2. Onderwijs op grond van geloof of levensovertuigi8ng

Bij de Pacificatie van 1917 kregen drie politieke stromingen hun zin. Welke stroming had er juist niks aan?

1. Protestanten
2. Katholieken
3. Socialisten
4. Liberalen

Wat kregen de confessionelen bij de Pacificatie van 1917?

1. Geld voor hun kerken
2. Geld voor hun scholen
3. Geld voor de arbeiders
4. Geld voor hun leiders

Wat kregen de socialisten bij de Pacificatie van 1917?

1. Actief kiesrecht voor mannen en passief kiesrecht voor vrouwen
2. Passief kiesrecht voor mannen en actief kiesrecht voor vrouwen
3. Kiesrecht voor mannen en vrouwen

Bij het districtenstelsel wordt er gestemd op

1. Een kandidaat uit je eigen regio
2. Een landelijke kandidaat