Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Deze les
Paragraaf 3.4 (Energie en vermogen)
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
wat is de eenheid van: 1. energie 2. vermogen
A
1. volt
2. ampère
B
1. joule
2. watt
C
1. watt
2. joule
D
1. joule
2. kilojoule
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
1200 W = ..... J/s
A
1200 J/s
B
1 J/s
C
600 J/s
D
300 J/s
Slide 7 - Quiz
De stofzuiger heeft een vermogen van 1400 W. De stofzuiger staat 10 seconden lang aan. Hoeveel energie heeft de stofzuiger omgezet?
A
1400 W
B
1400 J
C
14.000 W
D
14.000 J
Slide 8 - Quiz
Een ventilator kan 2500 J aan energie omzetten in 50 s tijd. Wat is het vermogen van de ventilator?
A
500 J
B
500 W
C
50 J
D
50 W
Slide 9 - Quiz
Een lamp heeft een vermogen van 6 W. Het heeft een hoeveelheid energie van 300 J omgezet. Hoe lang duurde de energie-omzetting?
A
30 s
B
6 s
C
50 s
D
1800 s
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Een lamp met een vermogen van 7 W brandt gedurende 7200 s. Hoeveel energie is er totaal omgezet?
A
0,014 kWh
B
50400 J
C
0,00029 kWh
D
1029 J
Slide 13 - Quiz
Bereken de energie die gebruikt wordt in kilowattuur als de tijd 20 uur is en het vermogen 0,245 kW.
A
0,49 kWh
B
4,9 kWh
C
49 kWh
D
490 kWh
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Diapositive
Een lampje heeft een spanning van 4 V en een stroomsterkte van 100 mA. Wat is het vermogen?
A
vermogen = 400 W
B
vermogen = 0,4 W
C
vermogen = 25 W
D
vermogen = 0,04 W
Slide 16 - Quiz
Een zonnepaneel vangt zonlicht op en produceert 300 Watt aan elektrisch vermogen. 900 Watt van het zonlicht wordt niet omgezet in elektrische energie. Wat is het rendement?
A
25%
B
33%
C
300%
D
10%
Slide 17 - Quiz
Een apparaat heeft een vermogen van 150 Watt en gebruikt dit voor 20 sec. Wat is het energie verbruik?
A
30J
B
300J
C
150J
D
3000J
Slide 18 - Quiz
Bereken de energie van een oven die 2 uur aanstaat op een vermogen van 1800 W
A
3600 kWh
B
3,6 kWh
C
900 kWh
D
0,9 kWh
Slide 19 - Quiz
Bereken het vermogen als een lamp thuis een stroomsterkte van 2 A heeft.
timer
0:10
A
115 W
B
2 W
C
460 W
D
0,0086 W
Slide 20 - Quiz
Een apparaat met een vermogen van 300 W wordt aangesloten op het stopcontact. Bereken de stroomsterkte
A
0,77 A
B
1,3 A
C
69000 A
D
13,0 A
Slide 21 - Quiz
De accu van mijn laptop gaat maximaal 4 uur mee. De spanning van de accu is 19 V met een stroomsterkte van 5 A. Bereken de totale energie van mijn accu.
Slide 22 - Question ouverte
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Wat is rendement?
A
Het deel van de energie dat niet nuttig wordt gebruikt
B
Het deel van de energie dat verloren gaat
C
Het deel van de energie dat omzet in een andere vorm van energie
D
Het deel van de energie dat nuttig wordt gebruikt
Slide 26 - Quiz
Het rendement van de gloeilamp is 92%
A
juist
B
onjuist
Slide 27 - Quiz
Een led-lamp heeft een rendement van 50%. Een spaarlamp heeft een rendement van 25%. Welke lamp is zuiniger?
A
De led-lamp
B
De spaarlamp
Slide 28 - Quiz
Een auto gebruikt 1000 J aan energie. Er wordt 350 J nuttig gebruikt. Wat is het rendement?
A
3,5 %
B
35%
C
350%
D
85,7%
Slide 29 - Quiz
Bekijk de afbeelding hiernaast. Wat is het rendement van deze geiser?
A
80%
B
26%
C
74%
D
36%
Slide 30 - Quiz
Wat is het rendement van deze fabriek?
A
62%
B
38%
C
138%
D
100%
Slide 31 - Quiz
Van de 100 kW gaat er bij de auto 15 kW naar warmte van de motor Wat is het rendement van de auto
A
8515⋅100%=18%
B
85100⋅100%=85%
C
10015⋅100%=15%
D
10085⋅100%=85%
Slide 32 - Quiz
Een apparaat gebruikt 1,08 MJ aan nuttige energie met een rendement van 25%. Wat is de totale energie?
A
4,32 MJ
B
0,27 MJ
Slide 33 - Quiz
Ik heb een stofzuiger met een vermogen van 1200 W. Het rendement van deze stofzuiger is 80%. Hoeveel vermogen wordt er nuttig gebruikt?