Spelling 8 - 3_2_2 (tegenwoordig deelwoord 1)

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Noem zelfstandig naamwoorden
die beginnen met een B

TEGENWOORDIGE TIJD (extra)

De drie smaken. Onderwerp is:

1) Meervoud => hele werkwoord (overschrijven)

2) Ik of ... je/jij (er achter) => Stam (hele ww min [-un])

3) Stam + t (een ander, dus ook 'je moeder')

Let op! Je broer, je kat, je schoen etc. = Stam +t (3e smaak)

* Als ik 'je' kan vervangen door 'jij', dan gebruik je de stam (2e smaak). 

Wat weet je nog van de
'je moeder-regel'?

[HOUDEN] _____________ je moeder van voetbal?

[BRADEN] _____________ je het vlees mooi bruin?

[VINDEN] _____________ je oom dat goed?

[VINDEN] _____________ je tante dat mooi?

[VINDEN] _____________ je dat mooi?

[SNIJDEN] _____________ je tante de groente?

TEGENWOORDIG DEELWOORD

Je bent er nu nog mee bezig of HOE doe je iets

HELE WERKWOORD + d

Lopend naar school, zag ik een vogel.

Altijd hele werkwoord + d, NOOIT hele werkwoord +t!

Tegenwoordig deelwoord van
FIETSEN

Tegenwoordig deelwoord van
ZITTEN

Tegenwoordig deelwoord van
LACHEN

Tegenwoordig deelwoord van
KIJKEN

Tegenwoordig deelwoord van
TOETEREN

Tegenwoordig deelwoord van
ETEN

Wat weet je nog van het
TEGENWOORDIG DEELWOORD?

1e woord

2e woord

3e woord

1e zin

(HULPWERKWOORD)
In de oudheid werden koeien of gouden munten als betaalmiddel aanvaard.

(STOFFELIJK BIJVOEGLIJK NAAMWOORD)
In de oudheid werden koeien of gouden munten als betaalmiddel aanvaard.

(ZELFSTANDIG NAAMWOORD)
In de oudheid werden koeien of gouden munten als betaalmiddel aanvaard.

(GEZEGDE)
In de oudheid werden koeien of gouden munten als betaalmiddel aanvaard.

(VOORZETSELS)
In de oudheid werden koeien of gouden munten als betaalmiddel aanvaard.

Wat weet je nog van de
'JE MOEDER-regel'?

Wat weet je nog van het
TEGENWOORDIG DEELWOORD?

Wat heb ik geleerd?

Hoe heb ik gewerkt?