Paragraaf 3 deel 2

Deze les
- herhalen we de verschillende skeletten
- leer je wat symmetrie is
- Krijg je een quizje over paragraaf 1,2 en 3

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Deze les
- herhalen we de verschillende skeletten
- leer je wat symmetrie is
- Krijg je een quizje over paragraaf 1,2 en 3

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Geen skelet

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

uitwendig skelet

Slide 5 - Diapositive

inwendig skelet

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

symmetrie
Helften zijn elkaars spiegelbeeld.
(Door de helft 'gehakt' heb je ongeveer 2 gelijke helften)

Slide 8 - Diapositive

Is een mens symmetrisch?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Toch:
Gezicht: aan allebei de kanten een oor, aan allebei de kanten 1 neusgat, allebei de kanten 1 oog,

Verder uitgezoomd: aan allebei de kanten 1 arm en 1 been-> Symmetrisch

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Tweezijdig symmetrisch
Op 1 manier te spiegelen

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

veelzijdig symmetrisch
Op veel manieren te spiegelen

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Niet symmetrisch
Op geen enkele manier in gelijke helften te spiegelen

Slide 21 - Diapositive

Dus:
- Wat voor symmetrie?
- inwendig skelet of uitwendig skelet?
- bij inwendig skelet: heeft het een ruggengraat?

Slide 22 - Diapositive

vertakkingsdiagram

Slide 23 - Diapositive

welke staat in de goede volgorde van groot naar klein?
A
Afdeling - Klasse- Orde
B
Orde- Afdeling- Klasse
C
Klasse- Orde- Afdeling
D
Orde - Klasse - Afdeling

Slide 24 - Quiz

Welke dieren horen tot dezelfde soort?
A
Wolf en hond
B
Lijger en Teeuw
C
Geit en schaap
D
Poedel en Bouvier

Slide 25 - Quiz

Hoe noem je het wanneer een soort verandert en daardoor beter in zijn omgeving past?
A
Selectie
B
Variatie
C
Evolutie
D
Degradatie

Slide 26 - Quiz

Welke dieren zijn het nauwst verwant?
A
Krokodil en Salamander
B
Geit en schaap
C
Konijn en Cavia
D
Koolmees en Pimpelmees

Slide 27 - Quiz

Welke definitie past het beste bij 'soort'?
A
Op elkaar lijken
B
In hetzelfde gebied kunnen overleven
C
Samen voortplanten
D
Dezelfde voedselbron delen

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive

aan de slag!
Maken van paragraaf 3: alle opdrachten, behalve de + opdrachten en de samenvatting

Slide 30 - Diapositive