D1ATh3 B6: Dieren - oefenen

D1ATh3 Ordenen
 B6: Dieren
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

D1ATh3 Ordenen
 B6: Dieren

Slide 1 - Diapositive

Wat weet jij (al) van dieren?
Bekijk de leerdoelen die je van de docent hebt gekregen.

Wat weet jij al?

Slide 2 - Diapositive


Dit voorwerp is
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch
D
driezijdig symmetrisch

Slide 3 - Quiz


De mier heeft een
A
uitwendig skelet (pantser)
B
inwendig skelet
C
geen skelet
D
skelet van hoornachtige stof

Slide 4 - Quiz


De aquariumslak behoort tot de stam
A
neteldier
B
weekdier
C
geleedpotigen
D
stekelhuidigen

Slide 5 - Quiz


Dit voorwerp is
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch
D
tri-symmetrisch

Slide 6 - Quiz


Dit voorwerp is
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch

Slide 7 - Quiz

De harde delen van een uitwendig skelet kunnen niet groeien. Als een dier dus groter wordt maakt hij onder het oude pantser eerst een nieuw zacht pantser dat na het vervellen (afstoten oude pantser) pas hard wordt.
Het gaat hier om:
A
Dieren met een uitwendig skelet
B
Dieren met een inwendig skelet
C
Dieren zonder skelet
D
Dieren met een a-symmetrisch skelet

Slide 8 - Quiz

Kenmerken:
Wel een celkern
Geen celwand
Geen bladgroenkorrels
A
plantaardige cel
B
schimmel
C
bacterie
D
dierlijke cel

Slide 9 - Quiz


De functie van het skelet
A
stevigheid
B
bescherming
C
aanhechtingsplaats
D
A, B en C

Slide 10 - Quiz


Deze-egel is
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch
D
tri-symmetrisch

Slide 11 - Quiz


De zeester heeft een
A
uitwendig skelet (pantser)
B
inwendig skelet
C
kalkskelet
D
skelet van hoornachtige stof

Slide 12 - Quiz


De agapornis is
A
tweezijdig symmetrisch
B
eenzijdig symmetrisch
C
niet symmetrisch
D
veelzijdig symmetrisch

Slide 13 - Quiz


De zee-anemoon behoort tot de stam
A
neteldieren
B
weekdier
C
geleedpotigen
D
planten

Slide 14 - Quiz


Als je de netelcellen van een kwal aanraakt, gebeurt er wat!

A
de kwal zwemt met zijn harpoentje weg
B
de netelcellen zetten op en de tentakels vangen een prooi
C
de kwal vangt zijn prooi met zijn netelcellen
D
Een harpoentje schiet uit de netelcel en er wordt gif in de prooi gespoten

Slide 15 - Quiz


Sponzen hebben
A
een inwendig skelet met wervelkolom
B
inwendig skelet van hoornstof tussen de cellen
C
uitwendig skelet
D
uitwendig skelet van een pantser

Slide 16 - Quiz


Met tentakels
A
zwemt een dier
B
vangt een weekdier zijn prooi
C
vangt een neteldier zijn prooi
D
spuit het dier een stof in de huid van zijn prooi

Slide 17 - Quiz

1. De geleedpotigen bevatten het grootste aantal
soorten (80 %)
2. 3 % van alle diersoorten behoort tot de
gewervelden
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 : waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 18 - Quiz

Ringwormen
Wat is waar?
A
1. Stam binnen het dierenrijk 2. Ze zijn veelzijdig symmetrisch 3. Ze hebben geen skelet
B
1. Stam binnen het dierenrijk 2. Ze zijn tweezijdig symmetrisch 3. Ze hebben een uitwendig skelet
C
1. Stam binnen het dierenrijk 2. Ze zijn tweezijdig symmetrisch 3. Ze hebben een inwendig skelet
D
1. Stam binnen het dierenrijk 2. Ze zijn tweezijdig symmetrisch 3. Ze hebben geen skelet

Slide 19 - Quiz

Stam binnen het dierenrijk met organismen
Ze zijn veelzijdig symmetrisch
Ze hebben een inwendig skelet van kalk

Behoren tot de stam
A
Gewervelden
B
Geleedpotigen
C
Stekelhuidigen
D
Weekdieren

Slide 20 - Quiz

Inwendig skelet
Wat is waar?
A
1. stevige delen in het lichaam 2. bieden stevigheid en bescherming
B
1. stevige delen buiten het lichaam 2. bieden soepelheid
C
1. soepele delen in het lichaam 2. bieden soepelheid en bescherming
D
1. losse onderdelen in het lichaam 2. bieden bescherming

Slide 21 - Quiz

Stam binnen het dierenrijk met organismen.
Tweezijdig symmetrisch
Als skelet hebben ze een pantser

Behoren tot de stam
A
Gewervelden
B
Geleedpotigen
C
Stekelhuidigen
D
Weekdieren

Slide 22 - Quiz

Uitwendig skelet
Wat is waar?
A
1. Stevige delen aan de buitenkant van het lichaam 2. Biedt stevigheid en bescherming
B
1. Stevige delen aan de binnenkant van het lichaam 2. Biedt stevigheid en bescherming
C
1. Stevige delen aan de buitenkant van het lichaam 2. Biedt soepelheid
D
1. losse onderdelen in het lichaam 2. biedt bescherming

Slide 23 - Quiz

Stam binnen het dierenrijk met organismen.
Ze zijn niet symmetrisch
Ze hebben een skelet van stevige hoornvezels

Behoren tot de stam
A
Gewervelden
B
Geleedpotigen
C
Sponzen
D
Weekdieren

Slide 24 - Quiz

Voorwerpen (of dieren) die je op
geen enkele manier in
twee ongeveer gelijke helften kunt verdelen
A
veelzijdig symmetrisch
B
twee-tijdig symmetrisch
C
niet-symmetrisch
D
ongelooflijk symmetrisch

Slide 25 - Quiz

Stam binnen het dierenrijk met organismen
Ze zijn tweezijdig symmetrisch
Ze hebben meestal een schelp of een huisje als skelet

Behoren tot de stam
A
Gewervelden
B
Geleedpotigen
C
Stekelhuidigen
D
Weekdieren

Slide 26 - Quiz

Voorwerpen (of dieren) die je op
meerdere manieren in
twee ongeveer gelijke helften kunt verdelen
A
veelzijdig symmetrisch
B
twee-tijdig symmetrisch
C
niet-symmetrisch
D
ongelooflijk symmetrisch

Slide 27 - Quiz

Voorwerpen (of dieren) die je op
slechts één manier
in twee ongeveer gelijke helften kunt verdelen
A
veelzijdig symmetrisch
B
twee-tijdig symmetrisch
C
niet-symmetrisch
D
ongelooflijk symmetrisch

Slide 28 - Quiz

Stam binnen het dierenrijk met organismen
Ze zijn veelzijdig symmetrisch
Ze hebben meestal geen skelet

Behoren tot de stam
A
Neteldieren
B
Geleedpotigen
C
Stekelhuidigen
D
Weekdieren

Slide 29 - Quiz

Stam binnen het dierenrijk
Ze zijn tweezijdig symmetrisch
Ze hebben een inwendig skelet met wervelkolom

Behoren tot de stam
A
Neteldieren
B
Geleedpotigen
C
Stekelhuidigen
D
Gewervelden

Slide 30 - Quiz