Unit 2 Oefentoets

Oefentoets
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets

Slide 1 - Diapositive

Vertaal het woord naar het Nederlands.
deadly

Slide 2 - Question ouverte

Vertaal het woord naar het Nederlands.
believe

Slide 3 - Question ouverte

Lees de zinnen. Vul de juiste woorden in. Kies uit: awful – finish – immediately – phone – the one – trouble.
I don't like that pizza. It's ______.

Slide 4 - Question ouverte

Lees de zinnen. Vul de juiste woorden in. Kies uit: awful – finish – immediately – phone – the one – trouble.
We must go _______ .

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal het woord naar het Engels.

smoesje

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal het woord naar het Engels.

bezorgd

Slide 7 - Question ouverte

Much of many?

____ keys
A
Much
B
Many

Slide 8 - Quiz

Much of many?

____ friends
A
Much
B
Many

Slide 9 - Quiz

Much of many?

____ time
A
Much
B
Many

Slide 10 - Quiz

Vul de zinnen aan. Gebruik was of were. Let op + (bevestigend), - (ontkennend) of ? (vragend).
? ____ there a fly in your soup?

Slide 11 - Question ouverte

Vul de zinnen aan. Gebruik was of were. Let op + (bevestigend), - (ontkennend) of ? (vragend).
- We ______ late today.

Slide 12 - Question ouverte

Vul de zinnen aan. Gebruik was of were. Let op + (bevestigend), - (ontkennend) of ? (vragend).
+ Jasmine _____ my best friend at primary school.

Slide 13 - Question ouverte

Vul de zinnen aan. Gebruik past simple. Let op + (bevestigend), - (ontkennend) of ? (vragend).
- (buy) We _______ crisps yesterday.

Slide 14 - Question ouverte

Vul de zinnen aan. Gebruik past simple. Let op + (bevestigend), - (ontkennend) of ? (vragend).
+ (see) Kelly _____ that there was no cola.

Slide 15 - Question ouverte

Vul de zinnen aan. Gebruik past simple. Let op + (bevestigend), - (ontkennend) of ? (vragend).
? (work) ___ your mum ____ in a shop in Utrecht?

Slide 16 - Question ouverte

Kies het juiste woord.
Tom is not one of ___ friends.
A
mine
B
my

Slide 17 - Quiz

Kies het juiste woord.
Kim didn't write with her own pen. She used ____ .
A
your
B
yours

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste woord.
I didn't meet ____ friends from football last night.
A
their
B
theirs

Slide 19 - Quiz

Vertaal de volgende zinnen naar het Engels.
Ze lagen twee weken in het ziekenhuis.

Slide 20 - Question ouverte

Vertaal de volgende zinnen naar het Engels.
Zeg dat nog eens.

Slide 21 - Question ouverte

Beantwoord de vraag in het Engels.

Je vriend wil weten wat je aan de lerares hebt gevraagd.
Wat vraagt hij?

Slide 22 - Question ouverte