Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Unit 6 oefentoets
Slide 1 - Diapositive
Vertaal het woord in hoofdletters. Gebruik: eerlijk - goede vriend - in het buitenland - koelkast - ontsnappen - veld - verblijven The mouse tried to GET AWAY from the cat.
Slide 2 - Question ouverte
Vertaal het woord in hoofdletters. Gebruik: eerlijk - goede vriend - in het buitenland - koelkast - ontsnappen - veld - verblijven Can you get some drinks from the FRIDGE?
Slide 3 - Question ouverte
Vertaal het woord in hoofdletters. Gebruik: eerlijk - goede vriend - in het buitenland - koelkast - ontsnappen - veld - verblijven I don’t see my brother often, because he lives ABROAD.
Slide 4 - Question ouverte
Vul de juiste Engelse woorden in. Gebruik: chair - go out - grass - leave - reserve - wall
Do you want to ____ tonight?
Slide 5 - Question ouverte
Vul de juiste Engelse woorden in. Gebruik: chair - go out - grass - leave - reserve - wall
We play football on real ____.
Slide 6 - Question ouverte
Vul de juiste Engelse woorden in. Gebruik: chair - go out - grass - leave - reserve - wall
My dad always sits in his favourite ____.
Slide 7 - Question ouverte
Maak zinnen met was / were. Kijk goed naar de zin die er al staat. Bij + maak je een bevestigende zin. Bij – maak je een ontkennende zin. Bij ? maak je een vragende zin. + Joannie was at school yesterday. - ?
Slide 8 - Question ouverte
Maak zinnen met was / were. Kijk goed naar de zin die er al staat. Bij + maak je een bevestigende zin. Bij – maak je een ontkennende zin. Bij ? maak je een vragende zin. + ____ – ____ ? Were they in Amsterdam last week?
Slide 9 - Question ouverte
Maak zinnen met de past simple. Kijk goed naar de zin die er al staat. Bij + maak je een bevestigende zin. Bij – maak je een ontkennende zin. Bij ? maak je een vragende zin. + She painted a picture last week. - ?
Slide 10 - Question ouverte
Maak zinnen met de past simple. Kijk goed naar de zin die er al staat. Bij + maak je een bevestigende zin. Bij – maak je een ontkennende zin. Bij ? maak je een vragende zin. ? Did they live in Scotland last year? + -