Voorbereiding toetsweek 2 H3

Voorbereiding toetsweek 2
HAVO 3
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Voorbereiding toetsweek 2
HAVO 3

Slide 1 - Diapositive

Grammatica zinsdelen
- pv: tijdproef/getalproef
-wwr werkwoordelijke rest, gemengde rest. niet-ww rest
--> pv + wwr = wg
- /zinsdelen/
- ond: wie/wat+wg?
- lv: wie/wat+wg+ond?
- ng: vraag lv in combinatie met een kww! Antwoord=ng
- mv: aan/voor wie of wat + wg + o + lv
- bwb: alle zinsdelen die overblijven


Deze les herhalen we het ontleden van een enkelvoudige zin



Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.
Heeft
Herman Brood
dit museum
ooit
een van zijn schilderijen
geschonken?
ond
pv
wwg
lv
mv
bwb
ng

Slide 4 - Question de remorquage

Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel:
Tegenwoordig
wil
iedere popster
een groot huis aan de Franse Rivièra
bezitten.
ond
pv
wg
lv
mv
bwb
ng

Slide 5 - Question de remorquage

Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel:
is
Elk individu
verantwoordelijk
voor zijn eigen daden.
pv
ond
nwg
vzv
lv
bwb

Slide 6 - Question de remorquage

Ontleed deze zin helemaal: pv t/m bwb.

" Die moeilijke som moet je van de docent wiskunde uitrekenen op ruitjespapier."

Slide 7 - Question ouverte

Ontleed deze zin helemaal: pv t/m bwb.

"Zo'n prachtig gekleurde cupcake blijft voor mij een echte traktatie op een verjaardag!"

Slide 8 - Question ouverte

Je kunt alleen een lijdend voorwerp hebben bij een werkwoordelijk gezegde.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: aan wie/voor wie + pv + ow + wwr
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Je kunt een meewerkend voorwerp hebben in een zin zonder lijdend voorwerp.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Engelse werkwoorden

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
volgens de Nederlandse spellingsregels
B
volgens de Engelse spellingsregels
C
volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

Slide 14 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (managen-vt)
A
managede.
B
managete.
C
managde.
D
managte.

Slide 15 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald.
B
gevolleyballd.

Slide 16 - Quiz

Engelse werkwoorden

Zij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 17 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 18 - Quiz

Meervouds - N

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Meervouds-n bij verwijzingen
"Ik had grote verwachtingen, maar ze zijn geen van ... uitgekomen."
A
alle
B
allen

Slide 21 - Quiz

Meervouds-n bij verwijzingen
"Wij waren de ... die ons werk hadden gedaan."
A
enige
B
enigen

Slide 22 - Quiz

Meervouds-n bij verwijzingen

Welke zin is juist of welke zinnen zijn juist?
a. Schrijf tien zinnen. Ze moeten alle met een hoofdletter beginnen.
b. Denk aan je handen: je moet ze beiden aan het stuur houden.
A
Alleen A is goed
B
Alleen B is goed
C
A en B zijn allebei goed
D
A en B zijn allebei fout

Slide 23 - Quiz