8.3 Eenheden van tijd

STARTKLAAR BIJ 2e BEL?
CHECK ......
1 / 56
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 56 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

STARTKLAAR BIJ 2e BEL?
CHECK ......

Slide 1 - Diapositive

deurkant                    raamkant
Yara

Slide 2 - Diapositive

week 19

Slide 3 - Diapositive

PROGRAMMA
  • Check startklaar
  • Welkom
  • Terugblik
  • Leerdoelen
  • Wat weet je al? 
  • instructie
  • Aan de slag: keuze
  • Wat heb je geleerd
  • Evaluatie

Slide 4 - Diapositive

Prettig leerklimaat
  1. Je hebt bij de 2e bel chromebook, rekenmachine, schrift en pen op tafel. 
  2. Je doet actief en serieus mee met de les. 
  3. Je verstoort de les niet voor anderen en mevr. Thijs: Weet wanneer je moet luisteren i.p.v. praten. 
  4. De les stopt als mevr. Thijs dit aangeeft. 

Slide 5 - Diapositive

Prettig leerklimaat

1e waarschuwing: geen consequentie, maar doe er wat mee. 

2e waarschuwing: andere plek.

3e waarschuwing: werken uit boek in OLC + aan het einde van de les melden bij
mevr. Thijs.

Slide 6 - Diapositive

  • Eerste wiskundeles

  • Kennismaking wiskundeboek

  • Startgevoel bij wiskunde

  • In 6 stappen naar een voldoende voor wiskunde

Slide 7 - Diapositive

Wat heb je geleerd?




8.1 Grote getallen +
8.2 Wetenschappelijke notatie


Slide 8 - Diapositive


Schrijf het getal met alleen cijfers.

17,2 miljoen

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf je antwoord met het woord miljoen of miljard.

17 800 000

(Let op! spatie tussen cijfer en woord.)

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf je antwoord met alleen cijfers.

0,76 miljard

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf je antwoord met het woord miljoen of miljard.

56 400 000 000

(Let op! spatie tussen cijfer en woord.)

Slide 12 - Question ouverte

Vul in:
600 000 GB = ...... PB

Slide 13 - Question ouverte

Vul in:
1,8 TB = ...... MB

Slide 14 - Question ouverte

Schrijf voluit.
2,4 x 10
12

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf voluit.
3,4 x 10
3

Slide 16 - Question ouverte

Schrijf voluit.
7,5 x 10
6

Slide 17 - Question ouverte

Let op!
Bij de volgende opgaven moet je de wetenschappelijke notatie intypen.
Bijvoorbeeld 1,3 x 10

Doe dat zo:
1,3x10^4
(geen spaties)
4

Slide 18 - Diapositive

Maak de berekeningen en schrijf de uitkomst in de wetenschappelijke notatie. Rond af op één decimaal.

963963
2

Slide 19 - Question ouverte

Maak de berekeningen en schrijf de uitkomst in de wetenschappelijke notatie. Rond af op één decimaal.

9999 x 8888 x 7777 =

Slide 20 - Question ouverte

Maak de berekeningen en schrijf de uitkomst in de wetenschappelijke notatie. Rond af op één decimaal.

2
34

Slide 21 - Question ouverte

Schrijf voluit.

8,1 x 10
-5

Slide 22 - Question ouverte

Schrijf voluit.

7,5 x 10
-6

Slide 23 - Question ouverte


Schrijf 0,000 000 002 15 in de wetenschappelijke notatie.

Slide 24 - Question ouverte

Bereken. Schrijf de antwoorden in de wetenschappelijke notatie.
Rond af op twee decimalen.

2 : (7 x 10 )

4

Slide 25 - Question ouverte

8.1 GROTE GETALLEN
:1000
8.2 WETENSCHAPPELIJKE NOTATIE
8.3 EENHEDEN VAN TIJD
8.4 EENHEDEN VAN SNELHEID
H8 GETALLEN
8.5 VERHOUDINGEN

Slide 26 - Diapositive

Kijk terug en kijk vooruit.

Slide 27 - Diapositive

WAT GA JE LEREN? 
  • Ik weet hoeveel de meest gebruikte eenheden van tijd inhouden: 
millennium - eeuw - jaar - kwartaal - week - dag - uur - seconde
  • Ik weet hoeveel dagen er in elke maand zitten.
  • Ik weet wat een schrikkeljaar is.
  • Ik kan uren omrekenen naar dagen, uren en minuten.
  • Ik kan dagen omrekenen naar dagen, uren en minuten. 
  • Ik kan jaren omrekenen naar jaren en maanden.


Slide 28 - Diapositive

Wat weet je al?




PAR. 8.3
EENDHEDEN VAN TIJD

Het is niet erg als je het nog niet weet. Dit betekent dat je het kunt leren. 
VOORKENNIS

Slide 29 - Diapositive

Vul in:
19,7 uren = … uren en … minuten

Typ tussen antwoorden een spatie. (bijv. 6 20)

Slide 30 - Question ouverte

Vul in:
28,7 dagen = … dagen en … uur en … minuten

Typ tussen antwoorden een spatie. (bijv. 6 20 14)

Slide 31 - Question ouverte

Janneke gaat op de fiets naar haar vriendin.
Ze heeft om 11:00 uur met haar afgesproken.
Ze fietst 12 km. Ze vertrekt om 10:18 uur.
Janneke fietst gemiddeld 16 km per uur.

Hoeveel minuten doet Janneke over haar fietstocht? Typ alleen het getal.

Slide 32 - Question ouverte

INSTRUCTIE eenheden van tijd

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Van uren naar uren en minuten

3,7 uren = … uren en … minuten

Slide 35 - Diapositive

Van dagen naar dagen en uren

3,5 dagen = … dagen en … uren

Slide 36 - Diapositive

Van uren naar uren en minuten

4,5 jaren = … jaren en … maanden

Slide 37 - Diapositive

Lise gaat op de fiets naar haar vriendin. Ze heeft om 14:00 uur met haar afgesproken. Lise moet 12 km fietsen. Ze vertrekt om 13:20 uur.
Lise fietst gemiddeld 15 km per uur.
Is Lise op tijd bij haar vriendin.
 

Slide 38 - Diapositive





 





Wat moet jij doen om de leerdoelen te bereiken? 
Kies hoe jij par. 8.3 wilt oefenen.
         of
         of

Slide 39 - Diapositive

QUIZ 
16 open vragen
eenheden van tijd

Slide 40 - Diapositive

Vul in:
4,5 jaar = … jaar en … maanden

Typ tussen antwoorden een spatie. (bijv. 6 20)

Slide 41 - Question ouverte

Vul in:
16,25 jaar = … jaar en … maanden

Typ tussen antwoorden een spatie. (bijv. 6 20)

Slide 42 - Question ouverte

Vul in:
0,2 dagen = … uur en … minuten

Typ tussen antwoorden een spatie. (bijv. 6 20)

Slide 43 - Question ouverte

Vul in:
14,4 dagen = … dagen en ...... uur en … minuten

Typ tussen antwoorden een spatie. (bijv. 6 20 15)

Slide 44 - Question ouverte

Vul in:
3,15 minuten = … minuten en … seconden

Typ tussen antwoorden een spatie. (bijv. 6 20 15)

Slide 45 - Question ouverte

Vul in:
28,4 uur = … uur en … en minuten

Typ tussen antwoorden een spatie. (bijv. 6 15)

Slide 46 - Question ouverte

Vul in:
62,7 dagen = … dagen en … uren en ...... minuten

Typ tussen antwoorden een spatie. (bijv. 6 20 15)

Slide 47 - Question ouverte

Vul in:
62,7 dagen = … dagen en … uren en ...... minuten

Typ tussen antwoorden een spatie. (bijv. 6 20 15)

Slide 48 - Question ouverte

Lise gaat op de fiets naar haar vriendin.
Ze heeft om 14:00 uur met haar afgesproken.
Ze fietst 12 km. Ze vertrekt om 13:20 uur.
Lise fietst gemiddeld 15 km per uur.

Hoe laat komt Lise aan bij haar vriendin? (Typ als 13:05 uur)

Slide 49 - Question ouverte

Ze komt niet op tijd.

Slide 50 - Diapositive

Koen gaat op de fiets naar zijn vriendin.
Hij heeft om 20:00 uur met haar afgesproken.
Hij fietst 10,8 km. Hij vertrekt om 19:30 uur.
Koen fietst gemiddeld 18 km per uur.

Hoe laat komt Koen aan bij haar vriendin? (Typ als 13:05 uur)

Slide 51 - Question ouverte

Hij komt niet op tijd.

Slide 52 - Diapositive

REFLECTIE

Slide 53 - Diapositive

Begrijp je alle leerdoelen ?
wist dit al
ja
bijna
een beetje
nog niet

Slide 54 - Sondage

Hoe was je inzet?
😒🙁😐🙂😃

Slide 55 - Sondage

Vooruitblik
volgende les

VOLGENDE LES
par. 8.4
eenheden van snelheid

Slide 56 - Diapositive