H8 FORMATIEVE TOETS H8

FORMATIEVE TOETS
H8 GETALLEN
                
 WAT WEET JE NU?

LET OP! 
Schrijf eerst alle berekeningen in je schrift, reken dan uit op je rekenmachine en vul dan pas het antwoord in.


1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

FORMATIEVE TOETS
H8 GETALLEN
                
 WAT WEET JE NU?

LET OP! 
Schrijf eerst alle berekeningen in je schrift, reken dan uit op je rekenmachine en vul dan pas het antwoord in.


Slide 1 - Diapositive

Schrijf het getal met alleen cijfers.

In Nederland wonen 17,5 miljoen mensen.

Slide 2 - Question ouverte

Schrijf het getal met alleen cijfers.

In India wonen 1,3 miljard mensen.

Slide 3 - Question ouverte

Schrijf het getal met het woord miljoen of miljard. Rond af op één decimaal.

Jaarlijks worden in de Verenigde Staten 7 497 000 000 vaten benzine geconsumeerd.
Typ: getal-spatie-eenheid

Slide 4 - Question ouverte

Schrijf het getal met het woord miljoen of miljard. Rond af op één decimaal.

Jaarlijks wordt in Duitsland 9 500 000 kilo aardappelen geconsumeerd.

Typ: getal-spatie-eenheid

Slide 5 - Question ouverte

Rachid sluit een nieuw telefoonabonnement af met een databundel van 12 GB.
Hoeveel MB heeft Rachid?
Typ: getal-spatie-eenheid

Slide 6 - Question ouverte

Rachid sluit een nieuw telefoonabonnement af met een databundel van 12 GB.
Hoeveel kB heeft Rachid?
Typ: getal-spatie-eenheid

Slide 7 - Question ouverte

Rachid sluit een nieuw telefoonabonnement af met een databundel van 12 GB.
Hoeveel TB heeft Rachid?
Typ: getal-spatie-eenheid

Slide 8 - Question ouverte

Rachid heeft een databundel van 12 GB. Hij bekijkt 3 filmpjes met zijn nieuwe databundel. Elk filmpje gebruikt 750 MB.
Hoeveel MB heeft Rachid nog over deze maand?
Typ: getal-spatie-eenheid

Slide 9 - Question ouverte

3 filmpjes x 750 = 2250 MB
12 GB = 12 x 1000 = 12000 MB
12000 - 2250 = 9750 MB heeft Rachid nog over.

Slide 10 - Diapositive

In de zin staan de getallen in de wetenschappelijke notatie.
Schrijf de getallen voluit.

Jaarlijks worden er 2,3 X 10 telefoons geproduceerd.
8

Slide 11 - Question ouverte

In de zin staan de getallen in de wetenschappelijke notatie.
Schrijf de getallen voluit.

De afstand tot de zon is 15 X 10 .
7

Slide 12 - Question ouverte

In de zin staan de getallen in de wetenschappelijke notatie.
Schrijf de getallen voluit.

In 2019 maakte Amazon 2,8 X 10 euro omzet.
11

Slide 13 - Question ouverte

Schrijf voluit.
2,92 x 10
-7

Slide 14 - Question ouverte

Schrijf 0,000 000 000 8 in de wetenschappelijke notatie.
Rond af op één decimaal.
(Typ het met ^ en zonder spaties.)

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf 0,000 002 987 in de wetenschappelijke notatie.
Rond af op één decimaal.
(Typ het met ^ en zonder spaties.)

Slide 16 - Question ouverte

Een USB stick kan 1,6 x 10 kB transporteren per seconden.
Fleur transporteert een bestand van haar laptop naar een USB. Dit duurt 8 seconden.
Hoeveel kB heeft Fleur getransporteerd. Schrijf het antwoord in de wetenschappelijke notatie
en rond af op één decimaal.
(Typ het met ^ en zonder spaties.)
4

Slide 17 - Question ouverte

Bereken en schrijf de uitkomst in de wetenschappelijke notatie.

0,002
5

Slide 18 - Question ouverte

Bereken en schrijf de uitkomst in de wetenschappelijke notatie.
Rond af op twee decimalen.

4652 x 9729 x 7648

Slide 19 - Question ouverte

Bereken en schrijf de uitkomst in de wetenschappelijke notatie.


1 : (16 x 10 )
11

Slide 20 - Question ouverte

Vul in:
192 minuten = … uur en … minuten

Typ tussen antwoorden een spatie. (bijv. 6 20 14)

Slide 21 - Question ouverte

Vul in:
78,3 uur = … dagen, ... uren en … minuten

Typ tussen antwoorden een spatie. (bijv. 6 20 14)

Slide 22 - Question ouverte

Vul in:
23100 seconden = … uren en … minuten

Typ tussen antwoorden een spatie. (bijv. 6 20 14)

Slide 23 - Question ouverte

Marcel loopt naar het station. Om 07:25 vertrekt zijn trein. Marcel vertrekt om 07:00. Hij loopt 7 km per uur, de afstand naar het station is 2,4 km.
Hoe laat komt Marcel op het station aan?

Slide 24 - Question ouverte

Twee soorten uitwerkingen mogelijk
Marcel loopt naar het station. Om 07:25 vertrekt zijn trein. Marcel vertrekt om 07:00. Hij loopt 7 km per uur, de afstand naar het station is 2,4 km.
Hoe laat komt Marcel op het station aan?

afstand : snelheid (km/uur) = tijd
                      2,4     :      7  = 0,342....... (dus 0 uur)
0,342....... x 60 = 20,571.... (dus 20 minuten)
Je houdt nog ruim 34 seconden over, dus dat is de 21e minuut.
Hij komt dus aan om 07:21

0,57 x 60 = 34,2 
Je houdt nog ruim 34 seconden over,
dus dat is de 21e minuut.
Hij komt dus aan om 07:21

Slide 25 - Diapositive

Vul in. Rond indien nodig af op één decimaal.

10 m/s = ..... km/uur


Slide 26 - Question ouverte

Vul in. Rond indien nodig af op één decimaal.

23 km/uur = .... m/s


Slide 27 - Question ouverte

Vul in. Rond indien nodig af op één decimaal.

177,7 km/uur = .... m/s


Slide 28 - Question ouverte

Vul in. Rond indien nodig af op één decimaal.

9,9 m/s = .... km/uur


Slide 29 - Question ouverte


Slide 30 - Question ouverte

Uitwerking
afstand: snelheid (km/uur) = tijd
20 : 12,6 = 1,5873 = 1,587  (dus 1 uur)                   --> haal 1 eraf
0,587 x 60 = 35,22               (dus 35 minuten)       --> haal 35 eraf
0,22 x 60 = 13,2                   (dus 13,2 seconden)  --> rond zo nodig af op één decimaal

De tijd wordt 01:35:13,2

Slide 31 - Diapositive

Sofia maakt 500 gram cannoli.

Hoeveel gram bloem heeft Sofia nodig?
Rond af op gehelen.
✍Maak in je schrift een verhoudingstabel.
Typ: getal-spatie-eenheid

Slide 32 - Question ouverte

Uitwerking
suiker
1
boter
2
bloem
8
364
cannoli
(totaal)
11
1
500
:11
x 500
8 : 11 x 500 = 363,636... = 364 gram

Slide 33 - Diapositive

Sofia maakt 500 gram cannoli.

Hoeveel gram boter heeft Sofia nodig?
Rond af op gehelen.
✍Maak in je schrift een verhoudingstabel.
Typ: getal-spatie-eenheid

Slide 34 - Question ouverte

Uitwerking
suiker
1
boter
2
bloem
8
364
cannoli
(totaal)
11
1
500
:11
x 500
2 : 11 x 500 = 90,909... = 91 gram

Slide 35 - Diapositive

Sofia maakt 500 gram cannoli.

Hoeveel procent bloem heeft Sofia nodig?
Rond af op één decimaal.
✍Maak in je schrift een procententabel.
Typ: getal-spatie-%

Slide 36 - Question ouverte

Uitwerking
%
100
aantal (deel)
11
1
8
:11
x 8
100 : 11 x 8 = 72,727... = 72,7%
:11
x 8

Slide 37 - Diapositive