Herhalingsles Conflicten par. 1
1 / 19
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Wat is een gewapend conflict?
A
Een aanhoudende strijd waarbij minstens 25 doden per jaar vallen.
B
Een strijd waarbij 1 partij geweld gebruikt.
C
Een oorlog met wapens tussen 2 landen
D
Een aanhoudende strijd van ten minste een jaar
Slide 3 - Quiz
Waar komen veel gewapende conflicten voor?
A
Sub-Sahara Afrika, Midden Oosten en Oost-Europa
B
Sub-Sahara Afrika, Zuid-Oost Azië, Midden Oosten
C
Sub-Sahara Afrika, Oost-Europa, Australië
D
Sub-Sahara Afrika, Midden Oosten, Zuid-Amerika
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Diapositive
Wat is een burgeroorlog?
A
Een oorlog tussen de burgers van twee verschillende landen.
B
Een oorlog tussen twee of meer groepen binnen een land.
C
Een oorlog waaraan geen soldaten, maar alleen burgers meedoen.
D
Een oorlog waarbij veel burgers omkomen door geweld.
Slide 6 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een internationaal conflict?
A
De koning in Marokko is geen democratisch gekozen president.
B
De opsplitsing van Tsjechoslowakije in Tsjechië en Slowakije.
C
De separatisten in Cataluña willen zich afscheiden van Spanje
D
De strijd in Israël om Israëlisch en Palestijns grondgebied.
Slide 7 - Quiz
Het conflict in Oekraïne is een:
A
internationale conflict
B
binnenlands conflict
C
geïnternationaliseerd conflict
D
burgeroorlog
Slide 8 - Quiz
Hoe is de burgeroorlog in Syrië een internationaal conflict geworden?
A
Andere landen begonnen mee te doen
B
Andere landen steunden de verschillende groepen
C
Andere landen hebben het conflict veroorzaakt
D
Andere landen hebben hier niks te maken mee gehad
Slide 9 - Quiz
Wat was een van de oorzaken van de oorlog in Syrië
in 2011?
A
De invasie van Rusland in Syrië
B
Protesten tegen onderdrukking en een slechte economie
C
Het conflict tussen Syrië en Pakistan
D
De Verenigde Staten die wapens leverden in Syrië
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
Wat betekent het begrip: 'volk/volken/volkeren'?
A
afspraak, overeenkomst
B
gebied binnen een grens met een bestuur
C
samenwerking
D
grote groep mensen
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Diapositive
Elk volk heeft een eigen territorium
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
2 beweringen:
1. Een territorium is hetzelfde als een staat
2. In een staat kunnen meerdere volken wonen
1. Een territorium is hetzelfde als een staat
2. In een staat kunnen meerdere volken wonen
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist,
2 juist
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Diapositive
Wat is seperatisme?
A
Het scheiden van 1 land in 2 of meerdere landen
B
De wil onafhankelijk te worden
C
Het uiteenvallen van de Sovjet Unie
D
Rusland wil geen gebied kwijt raken
