Chapter 5 prefixes suffixes

prefixes = voorvoegsels
prefixes = letters die voor het woord komen om de betekenis te veranderen. 

NL: 
sociaal - asociaal
geluk - ongeluk

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

prefixes = voorvoegsels
prefixes = letters die voor het woord komen om de betekenis te veranderen. 

NL: 
sociaal - asociaal
geluk - ongeluk

Slide 1 - Diapositive

prefixes = voorvoegsels
non- / un- / im- / il- / in- / ir- / dis- 
            = niet / tegenovergesteld

legal - illegal
used - unused
sense - nonsense
possible - impossible

Slide 2 - Diapositive

prefixes = voorvoegsels
re-  =  opnieuw / terug / als reactie op
       turn - return                               play - replay

mis- = verkeerd / niet
      use - misuse                              behave - misbehave

Slide 3 - Diapositive

suffixes = achtervoegsels
suffixes = letters die achter het woord komen om de betekenis te veranderen. 

NL:
waarde - waardeloos
zicht - zichtbaar

Slide 4 - Diapositive

suffixes = achtervoegsels
-er  =  degene die de actie doet
       teach - teacher

-ing / -ment = werkwoord naar zelfstandig naamwoord
      to paint - painting  
      to pay - payment

Slide 5 - Diapositive

suffixes = achtervoegsels
-ness = bijwoord / bijvoeglijk naamwoord naar 
                            zelfstandig naamwoord

      kind - kindness
      happy - happiness

Slide 6 - Diapositive

Kies de juiste vorm
You have to be ....dependent.
A
independent
B
misdepedent
C
redependent
D
ildependent

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste vorm
The teach... corrected the mistakes.
A
teacher
B
teaching

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vorm
He was gaming ....stop.
A
disstop
B
nonstop
C
restop
D
misstop

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm
The news filled me with sad.....
A
sader
B
sadness

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm
I really ....... carrots.
A
nonlike
B
illike
C
dislike
D
mislike

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm
She wasn't happy so she asked for a....
A
unfund
B
disrund
C
imfund
D
refund

Slide 12 - Quiz