Question tags

Question tags
Met het werkwoord 'to be'

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Question tags
Met het werkwoord 'to be'

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wanneer gebruik je een question tag?


Aangeplakte vragen gebruik je om bevestiging te vragen. Je kent het ook wel in het Nederlands, denk maar aan: 
We gaan morgenochtend al weg, toch? 
Heb je zin om daarheen te gaan, of niet
Jij bent daar nooit geweest, of wel?

Slide 4 - Diapositive

Hoe maak je een QT?
  • Je herhaalt het onderwerp en het werkwoord, maar dan omgedraaid.
  • Je gebruikt 'not' voor of achter de komma.

They aren't home, are they?

They are help us, aren't they?

Slide 5 - Diapositive

Let op!
Je gebruikt hetzelfde persoonlijk voornaamwoord als in de zin, óf je gebruikt het p.vnw. dat bij de naam/het woord hoort:

Sam and John are fast, aren't they? 
The dog isn't sick, is it?
Frankie doesn't like ice cream, does she?


Slide 6 - Diapositive

Let op!
Een belangrijke uitzondering is 'I am'.

Bij een bevestigende zin gebruik je 'aren't I' als tag. Bij een ontkennende zin gebruik je gewoon 'am I'.

I'm late, aren't I?
I'm not too early, am I?

Slide 7 - Diapositive

Let's practise!

Slide 8 - Diapositive

You're at school together, ___?
A
are you
B
aren't you
C
is you
D
isn't you

Slide 9 - Quiz

She isn't angry,
A
are she
B
aren't she
C
is she
D
isn't she

Slide 10 - Quiz

Stella and Max are playing outside,__________?
A
aren't they?
B
are they?
C
do they?
D
aren't playing they?

Slide 11 - Quiz

Sara isn't driving to school,______?
A
isn't she?
B
doesn't she?
C
is she?
D
does she?

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Vidéo