Spellingscursus

Bijeenkomst spelling 
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Bijeenkomst spelling 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Programma
1. Waarom het zinvol is goed te spellen
2. Twee moeilijke werkwoordsvormen: de persoonsvorm en het voltooid deelwoord.
3. Oefenen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Spelling

Slide 6 - Diapositive

Lastige werkwoordsvormen

Persoonsvorm: Het gebeurt in een andere stad.


Voltooid deelwoord: Het is gebeurd in een andere stad. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Persoonsvorm 
Persoonsvorm: het woord dat verbonden is met het onderwerp. 1. Als het onderwerp is, is de persoonsvorm dat ook. 
De jongen loopt op straat. 
Verander je het onderwerp dan verandert de persoonsvorm ook:
De jongens lopen op straat OF de jongens liepen op straat. 
2. Als je de zin vragend maakt, komt de persoonvorm vooraan in de zin te staan. Lopen de jongens op straat?



Voltooid deelwoord: het heeft al plaatsgevonden (voltooid). 

Slide 9 - Diapositive

Regel tegenwoordige tijd = stam + t
jij vindt
hij/zij/het vindt
u vindt

Behalve bij ik, jij achter het werkwoord en meervoud
ik vind
vind jij (vindt je broer)
wij vinden

Slide 10 - Diapositive

Regel verleden tijd zwakke werkwoorden: + te(n) of de(n)
ik werkte
jij werkte
hij/zij/het werkte
wij werkten


Regel sterke werkwoorden: klinkerverandering
ik schreef
jij klom
hij/zij/het liep
wij verloren

Let op: geen t bij verleden tijd. 
Hij bood mij onderdak. 

Slide 11 - Diapositive

Voorbeelden persoonsvorm
1. Jij verwaarloost de vriendschap.
2. Hij gelooft dat jij hem leugens vertelt.
3. Hij besteedt te veel tijd aan het gamen.
4. Mijn broer gamet per dag toch al snel twee uur.
5. Hij veroorlooft zich wel erg veel.

Slide 12 - Diapositive

Kan ook anders: 
1. Jij hebt de vriendschap verwaarloosd.
2. Hij gelooft dat jij hem leugens hebt verteld.
3. Hij  heeft te veel tijd aan gamen besteed.
4. Mijn broer heeft per dag toch al snel twee uur gegamed.
5. Hij heeft zich wel erg veel veroorloofd.

Slide 13 - Diapositive

Regel zwakke werkwoorden:
1. Langer maken:
werken - werkten. 
Bellen - belden

maar: slibben?
2. Andere regel is 't kofschip (sexy-fokschaap, xtc-koffieshop, kutsexyfuckschaap)

slibben - en = slib
b zit niet in 't kofschip
slib+de = slibde

Slide 14 - Diapositive

Voorbeelden pv vt
1. Ik wachtte erg lang op hem.
2.De helikopter landde op een strand bij Tripoli.
3. Het varken wroette met zijn snuit in de grond.
4. Op school muntte hij niet erg uit.
5. Hij verleende  de scooter geen voorrang.


Slide 15 - Diapositive

Samengestelde zinnen
Zinnen met twee persoonsvormen. 
1. Mijn zus wordt leraar als ze afstudeert.
(Mijn zussen worden leraar als ze afstuderen. Woorden veranderen mee met onderwerp = dus persoonsvorm). 
2. Ik ruik hier al dat de pizza aanbrandt. 
3. Meld jij even dat Piet laten arriveert?


Slide 16 - Diapositive

Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou... .
A
d
B
t
C
dt

Slide 17 - Quiz

Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?
A
d
B
t
C
dt

Slide 18 - Quiz

Ik ben in 2017 verhuis...naar Amsterdam.
A
d
B
t
C
dt

Slide 19 - Quiz

Beantwoor... hij de post altijd zo laat?
A
d
B
t
C
dt

Slide 20 - Quiz

De wedstrijd ontaar... in een schoppartij waarna hij gestaakt werd.
A
de
B
dde
C
dden

Slide 21 - Quiz

Het niet aanvaarde voorstel boo... wel degelijk een goede oplossing voor de impasse.
A
d
B
t
C
dt

Slide 22 - Quiz

De hondenpoep versprei... een vreselijke geur in de de hal.
A
d
B
t
C
dt

Slide 23 - Quiz

Voltooid deelwoord
Het heeft al plaatsgevonden. 
Ik heb gewerkt.
Het is gebeurd.
Ik ben veilig geland.
Hoe herken je een voltooid deelwoord:
1. begint vaak met ge/ver/be/ont/her
2. hebben een hulpwerkwoord (hebben, zijn, worden).

Slide 24 - Diapositive

Regel voltooid deelwoord:
't Kofschip

Ik heb gerend. (rennen - en = ren)
Ik heb gefietst. (fietsen - en = fiets)
Ik heb gelopen. (want: sterk werkwoord)

Slide 25 - Diapositive

De spelling van Engelse ww
Regel = volg de Nederlandse spellingsregels. 

Hij rugbyt in het tweede elftal.
Ik racete om op tijd te komen. 
Hij is gisteren gecrasht.
Zij hebben dat document gedeletet.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

Slide 28 - Vidéo

Tweede spellingsbijeenkomst
1. Herhaling persoonsvorm en voltooid deelwoord
2. Andere werkwoordsvormen
3. Oefenen 
4. Lastige gevallen 

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Dus... (tegenwoordige tijd)
1. Mijn moeder (stofzuigen) de kamer en de keuken binnen vijf minuten.
2. De blaadjes van die bijzondere boom (dwarrelen) in sierlijke boogjes naar beneden.
3 Hans (vinden) dat liedje erg lekker klinken!
4 (vinden) jij dat ook?
5. Pesten (wennen) nooit.


Slide 32 - Diapositive

1. stofzuigt
2. dwarrelen
3. vindt
4. vind
5. went

Slide 33 - Diapositive

Verleden tijd
1. Joren (leggen) het Niels nog één keer uit.
2. Sommige leerlingen (pesten) erg graag.
3. (antwoorden) jij de docenten gisteren al?
4. Jeanne d'Arc (leven) in de late middeleeuwen.
5. Die vieze, oude man in dat kleine huisje (stoken) alleen geverfd hout.


Slide 34 - Diapositive

1. legde
2. pestten
3. Antwoordde
4. leefde
5. stookte


Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Voltooid deelwoord
1. De foto's werden vroeger met veel chemicaliën (ontwikkelen) 
2. Heb jij die antieke vaasjes van tante Jo (breken)...?
3. Je hebt me toen ook al niet (geloven)...!
4. Je hebt je dat niet goed (herinneren)...
5. Vorige week hebben we door het park (wandelen)...

Slide 37 - Diapositive

1. ontwikkeld - ontwikkel +d
2. gebroken - sterk werkwoord
3. geloofd - gelov + d
4. herinnerd = herinner + d
5. gewandeld = wandel + d

Slide 38 - Diapositive

Andere werkwoordsvormen
infinitief: ik hoop te komen
- onvoltooid deelwoord: fluisterend 
- Gebiedende wijs: Ga weg!
- Bijvoeglijk naamwoord: de vergrote foto

Slide 39 - Diapositive

Infinitief
- Het infinitief is het hele werkwoord en eindigt (vaak) op en.
- Voorbeelden: lopen, zien, gaan, denken, worden, etc. 
- Soms in combinatie met 'te'. 
Voorbeeldzinnen
- Ik wil daar niet aan denken.
- Hij spoorde aan te helpen. 
- Het meisje stond op haar tenen om te kunnen zien wat er gebeurde. 


Slide 40 - Diapositive

Onvoltooid deelwoord 
Je bent nog ergens mee bezig, het is nog aan de gang. 
Regel: infinitief + d

Juichend werd hij afgevoerd. (Al juichend, terwijl hij aan het juichen was).
Schreeuwend ging hij naar huis (Al schreeuwend, terwijl hij aan het schreeuwen was).

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Lien

Bijvoeglijk naamwoord
- Geven een eigenschap of toestand aan van een zelfstandig naamwoord (een woord waar de, het, een voor kan). 
- Regel = zo kort mogelijk! 
Voorbeelden:
De blonde jongen, de ovale tafel, de gebrande nootjes, de vergrote foto. Tip: vervangen door mooie? Dan bijvoeglijk naamwoord. 

Slide 43 - Diapositive

Bijzondere bijvoeglijke naamwoorden
De foto is vergroot - de vergrote foto
De deur is van hout - de houten deur. e houten deur (de deur is De lepel is van ijzer - de ijzeren lepel (lepel van ijzer)
katoenen, ijzeren, betonnen, zijden, pluchen. 

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Lien

Gebiedende wijs
1. De zin begint met een werkwoord
2. Het werkwoord staat in de ik-vorm
3. De zin heeft geen onderwerp

Ruim je speelgoed op! 

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Lien

Slide 48 - Vidéo

Hoe schrijf je?
rugbyen - hij rugbyt - hij rugbyde - hij heeft gerugbyd
updaten 
crashen 
deleten 
e-mailen 
leasen
browsen

Slide 49 - Diapositive

updaten (hij updatet) - updatete - geüpdatet
crashen (hij crasht) - crashte - gecrasht
deleten (hij deletet) - deletete - gedeletet
e-mailen (hij e-mailt) - e-mailde - ge-e-maild
leasen (liesen) - leasete - geleaset
leasen (liezen) - leasede - geleased
browsen (brousen) - browsete - gebrowset
browsen (brouzen) - browsede - gebrowsed
 
bridgen (bridsjen) - bridgete - gebridget
bridgen (bridzjen) - bridgede - gebridged

Slide 50 - Diapositive