Atlasvaardigheden

Atlasvaardigheden
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Atlasvaardigheden

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kan de algemene legenda, de algemene inhoud, de bladwijzer, het trefwoordenregister en het register van topografische namen gebruiken.
  • Je kent de thematische kaart, de overzichtskaart (natuurkundig & staatkundig) en de plattegrond en je kan deze herkennen.
  • Je gebruikt de (algemene) legenda om uit te leggen wat symbolen en kleuren bij een kaart betekenen.
  • Je kan de 5 schaalniveaus toepassen op een kaart.
  • Je kan de afstand tussen 2 locaties op een kaart hemelsbreed berekenen in kilometers.

Slide 2 - Diapositive

Wat staat waar in de bosatlas 55e editie?
Bladwijzer: Allerlaatste bladzijde in de atlas. Kaart met vakken en bladzijdenummers van verschillende delen van de wereld.
Algemene inhoud: Voorin de atlas(pagina 2). Nummers en titels van alle gebieden in de atlas. Gaat van Nederland -> Europa -> Wereld.
Register van topografische namen: Lijst op alfabetische volgorde van alle steden, rivieren, bergen, etc (GEEN ONDERWERPEN!) Achterin de atlas.
Trefwoordenregister: Lijst met onderwerpen op alfabetische volgorde! Komt na het register van topografische namen.
(Algemene) Legenda: Uitleg van de tekens en symbolen bij een kaart. Een algemene legenda staat helemaal voorin de atlas.

Slide 3 - Diapositive

Plattegrond
Thematische kaart
Overzichtskaart natuurkundig
Overzichtskaart Staatkundig
Kaartsoorten

Slide 4 - Diapositive

Schaalniveau's op een kaart
Kleiner gebied op de kaart is Inzoomen.
Groter gebied op de kaart is uitzoomen.

Lokale Schaal (plaats)
Regionale schaal (streek, provincie landsdeel)
Nationale schaal (land)
Continentale Schaal (landen, werelddeel)
Mondiale schaal (wereld)

Slide 5 - Diapositive


A

Slide 6 - Quiz

Relatieve afstand: De afstand die je meet in reistijd.
Absolute afstand: De afstand die je meet langs een rechte lijn. (hemelsbreed)
2 soorten afstand

Slide 7 - Diapositive

1. Zoek de schaal op de kaart
Staat vaak 1: 500000, dit betekent 1cm op de kaart is 500.000 cm in werkelijkheid.

2. Reken om naar kilometers. 500.000 : 100.000 = 5km

3. Meet de afstand tussen 2 plekken met je geodriehoek/liniaal (bijvoorbeeld 5 cm)

4. 5 x 5 = 25 km

Slide 8 - Diapositive

Word hiermee de absolute of de relatieve afstand kleiner?
A
Absolute afstand
B
Relatieve afstand

Slide 9 - Quiz

Aan de slag met het werkblad

Slide 10 - Diapositive