h4_54_Neerslag

In welke tabel van BiNaS kun je de oplosbaarheid van zouten vinden?
A
48
B
66A
C
22A
D
45A
1 / 17
suivant
Slide 1: Quiz
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

In welke tabel van BiNaS kun je de oplosbaarheid van zouten vinden?
A
48
B
66A
C
22A
D
45A

Slide 1 - Quiz

In welke BiNaS-tabel staan de samengestelde ionen?
A
60
B
66B
C
45A
D
47

Slide 2 - Quiz

Wat is kristalwater?
A
IJs
B
Water dat in het zout is opgelost
C
Water dat in het ionrooster gebonden zit
D
Bronwater

Slide 3 - Quiz

Geef de verhoudingsformule van
ijzer(II)chloridetetrahydraat

Slide 4 - Question ouverte

Waarom is de activeringsenergie voor de vorming van een zouthydraat lager dan voor de ontleding ervan?

Slide 5 - Question ouverte

Je hebt 5,23 g ZnCl2 · 3 H2O.
Hoeveel gram zout houd je over na grondig verhitten?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Vidéo

Stappenplan zouten identificeren
  1. Kleur (Binas Tabel 65B)
    Voor zowel de vaste stof als de oplossing
  2.  Oplosbaarheid

Slide 8 - Diapositive

Goed oplosbaar
Slecht oplosbaar
NaCl
CaNO3
BaSO4
Mg(OH)2
CuF
AlCl3
AlCl3
Fe(NO3)2
Ag3PO4
HgI2

Slide 9 - Question de remorquage

Maak een oplosbaarheidstabel van een mengsel van Cu(NO3)2, BaCl2 en Na2SO4. Welke zouten slaan er neer?

Slide 10 - Question ouverte

Wat zijn de stappen voor het identificeren van zouten?

Slide 11 - Question ouverte

Met neerslagreacties kun je niet alleen bepalen òf, maar ook hoeveel van een bepaalde atoomsoort (of ionsoort) er in een mengsel aanwezig is.

Slide 12 - Diapositive

Stel, je hebt 3 zouten:
Aluminiumnitraat, zinksulfaat, en koper(II)chloride. Wat moet je doen om ze van elkaar te onderscheiden?

Slide 13 - Question ouverte

Aan 100 mL van een 150 g/L lood(II)nitraat-oplossing wordt 50 mL van een 1 M kaliumjodide-oplossing toegevoegd.
Maak een oplosbaarheidstabel en schrijf de vergelijking op van de neerslagreactie die plaatsvindt.

Slide 14 - Question ouverte

Aan 100 mL van een 150 g/L lood(II)nitraat-oplossing wordt 50 mL van een 1 M kaliumjodide-oplossing toegevoegd.
Wat is de molariteit van de lood(II)nitraat-oplossing? Welke van de 2 ionen van de neerslagreactie is er in overmaat?

Slide 15 - Question ouverte

Aan 100 mL van een 150 g/L lood(II)nitraat-oplossing wordt 50 mL van een 1 M kaliumjodide-oplossing toegevoegd.
Hoeveel mL KI-oplossing moet er nog worden toegevoegd om alle lood te laten neerslaan?

Slide 16 - Question ouverte

En dan nu omgekeerd:
Joost heeft 10mL 1M KI-oplossing toegevoegd aan 200 mL Pb(NO3)3-oplossing. Na filtreren en drogen heeft hij 7,2 g neerslag over.
Wat was de concentratie (in g/L) van de Pb(NO3)3-oplossing?

Slide 17 - Question ouverte