Station Lezen, zakelijke teksten BK2, perron 3

Lezen 
zakelijke teksten
perron 3 
De Rooi Pannen
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 200 min

Éléments de cette leçon

Lezen 
zakelijke teksten
perron 3 
De Rooi Pannen

Slide 1 - Diapositive

opdrachten uit het boek
Maken: blz. 38 - 39
opdr. 1 - 2 - 3

Slide 2 - Diapositive

Achtergrondartikel

Slide 3 - Diapositive

Achtergrondartikel
Doel van het achtergrondartikel:
informeren

Waar vind je een achtergrondartikel?:
krant, weekblad, maandblad

Slide 4 - Diapositive

Hoe herken je een achtergrondartikel
  • langer dan een nieuwsbericht
  • vaak een deskundige aan het woord of iemand die het persoonlijk heeft meegemaakt
  • schrijver geeft zijn mening over het onderwerp 

Slide 5 - Diapositive

opdrachten uit het boek
Maken: blz. 40 t/m 42
opdr. 4 - 5 - 6 - 7

Slide 6 - Diapositive

Wat is het tekstdoel van een achtergrondartikel?
A
informeren
B
amuseren
C
instructie geven
D
overtuigen

Slide 7 - Quiz

Wat is langer?
A
een nieuwsbericht
B
een achtergrondartikel

Slide 8 - Quiz

Betrouwbaarheid van teksten

Slide 9 - Diapositive

Betrouwbaarheid van teksten
  • kijk naar de bron
  • kijk naar de datum waarop de tekst geschreven is 
  • reclame is niet zo betrouwbaar

Slide 10 - Diapositive

opdrachten uit het boek
maken: blz. 43 t/m 45
opdr. 8 - 9 - 10 - 11

Slide 11 - Diapositive

Tekstverband: mening en argument

Slide 12 - Diapositive

Tekstverband: mening en argument
objectief:
feiten, kun je controleren

subjectief:
meningen

Slide 13 - Diapositive

Tekstverband: mening en argument
In subjectieve teksten kun je lezen wat de mening van een schrijver is.

Bij een mening horen argumenten. Een argument is een reden waarom je iets vindt.



Slide 14 - Diapositive

Tekstverband: mening en argument
Een mening kun je herkennen aan: 
vind ik, volgens mij

Argumenten die mensen bij hun mening geven, kun je herkennen aan de signaalwoorden:
omdat, daarom, want

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Opdrachten uit het boek
Lezen uitleg blz. 47 

Maken: blz. 46 t/m 49
opdr. 12 - 13 - 14 - 15 - 16

Slide 17 - Diapositive

Is de volgende zin een feit of een mening?
Ik hou van friet.
A
feit
B
mening

Slide 18 - Quiz

Is de volgende zin een feit of een mening?
Gras is groen.
A
feit
B
mening

Slide 19 - Quiz

Is de volgende zin een feit of een mening?
Harry Styles is geweldig!
A
feit
B
mening

Slide 20 - Quiz

tekstsoort: folder
Papier met informatie of reclame
 In de folder van de supermarkt staan de aanbiedingen

Slide 21 - Diapositive

Hoe ziet een folder eruit?

Slide 22 - Diapositive

tekstsoort: folder
Reclamefolders: 
doel: activeren

Folder met informatie (bv. bij apotheek):
doel: informeren

Slide 23 - Diapositive

opdrachten uit het boek
Lezen uitleg blz. 49 

Maken: blz. 49 t/m 51
opdr. 17 - 18

Slide 24 - Diapositive

Wat is het tekstdoel
van deze folder?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
instructie geven

Slide 25 - Quiz

Wat voor tekstdoel heeft deze folder?
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Instructie geven

Slide 26 - Quiz

Een folder van de apotheek heeft als tekstdoel...
A
amuseren
B
instructie geven
C
informeren
D
overtuigen

Slide 27 - Quiz

Folders hebben altijd een …
A
doel
B
middel
C
foto

Slide 28 - Quiz

Een folder is een voorbeeld van:
A
informatietekst
B
instructietekst
C
betogende tekst
D
activerende tekst

Slide 29 - Quiz

Een folder is een ...
A
informatieve tekst
B
tekst met een mening
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 30 - Quiz

woord en beeld
Het plaatje vervangt een stukje tekst

Slide 31 - Diapositive

woord en beeld
Het plaatje maakt een tekst duidelijker

Slide 32 - Diapositive

woord en beeld
Het plaatje maakt een tekst leuker

Slide 33 - Diapositive

opdrachten uit het boek
Lezen uitleg blz. 52

Maken blz. 51 t/m 55
opdr. 19 - 20 - 21 - 22 - 23

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Wat is het doel van een achtergrondartikel?
timer
0:15
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
geen van de drie

Slide 36 - Quiz

Feit, mening, argument, iets anders?
Het gaat morgen regenen of niet regenen.
timer
0:20
A
Feit
B
argument
C
Iets anders
D
mening

Slide 37 - Quiz

Morgen moet ik om 4 uur bij de tandarts zijn.
A
feit
B
mening
C
argument
D
mening + argument

Slide 38 - Quiz

Wiskunde is een moeilijk vak.
A
feit
B
mening
C
argument
D
mening + argument

Slide 39 - Quiz

Ik ben bang voor muizen, omdat ik een keer gebeten ben door een muis.
Welk tekstverband geeft het woord 'omdat' aan:
A
Tegenstelling
B
Mening - argument
C
Reden
D
Voorbeeld

Slide 40 - Quiz

Wat voor tekstdoel heeft deze folder?
A
Informeren
B
Uitleggen
C
Amuseren
D
Overhalen

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Diapositive