H1 Spelling - trema, apostrof, accent en cedille

Spelling 
Trema, apostrof en accent 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Spelling 
Trema, apostrof en accent 

Slide 1 - Diapositive

Sleep het voorbeeld naar het juiste leesteken. 
Kopiëren
's avonds
Logé
Curaçao
Trema
Apostrof
Accent
Cedille

Slide 2 - Question de remorquage

Ezelsbruggetje

Slide 3 - Diapositive

1. Heb je wel eens op ski... gestaan.
A
skis
B
ski's

Slide 4 - Quiz

2. De agenten hebben nieuwe kepie... gekregen.
A
kepies
B
kepie's

Slide 5 - Quiz

3. De dierentuin heeft een nieuw zebra... gekregen.
A
zebra'tje
B
zebraatje
C
zebraa'tje
D
zebratje

Slide 6 - Quiz

4. Het aantal 65+... is toegenomen.
A
65+ers
B
65+'ers

Slide 7 - Quiz

Trema of geen trema?
A
gekopïeerd
B
gekopieerd

Slide 8 - Quiz


Trema
Wanneer gebruik je een trema?
A
Als binnen een woord klinkers botsen
B
Gewoon omdat het leuk staat.
C
als het een samenstelling is
D
als je denkt dat het moet, er is geen regel voor

Slide 9 - Quiz

Trema of niet?

A
financien
B
financiën

Slide 10 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?
A
schilderen
B
roepen

Slide 11 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen'.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen

Slide 12 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'conciërge'
A
conciërge'tje
B
conciërge-tje
C
conciërgetje
D
conciërges

Slide 13 - Quiz

Spelling : Meervoud van melodie en bacterie
welke 2 zijn goed gespeld ?
A
Melodiën
B
Melodieën
C
Bacteriën
D
Bacterieën

Slide 14 - Quiz