oefentoets GL(ed 6.1) chapitre 1 1h/v
1 / 39
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Traduisez:
salut
salut
Slide 2 - Question ouverte
Traduisez:
j'aime
j'aime
Slide 3 - Question ouverte
Traduisez:
bien
bien
Slide 4 - Question ouverte
Traduisez:
c'est
c'est
Slide 5 - Question ouverte
Traduisez:
le jour
le jour
Slide 6 - Question ouverte
Traduisez:
les soeurs
les soeurs
Slide 7 - Question ouverte
Traduisez:
waarom
waarom
Slide 8 - Question ouverte
Traduisez:
en jij?
en jij?
Slide 9 - Question ouverte
Traduisez:
de vakantie
de vakantie
Slide 10 - Question ouverte
Traduisez:
oké
oké
Slide 11 - Question ouverte
Traduisez:
en
en
Slide 12 - Question ouverte
Traduisez:
jij woont
jij woont
Slide 13 - Question ouverte
Répondez:
Geef in een hele zin antwoord op de volgende vraag.
Ça va?
Geef in een hele zin antwoord op de volgende vraag.
Ça va?
Slide 14 - Question ouverte
Répondez:
Geef in een hele zin antwoord op de volgende vraag.
Comment tu t'appelles?
Geef in een hele zin antwoord op de volgende vraag.
Comment tu t'appelles?
Slide 15 - Question ouverte
Répondez:
Geef in een hele zin antwoord op de volgende vraag.
Tu habites où?
Geef in een hele zin antwoord op de volgende vraag.
Tu habites où?
Slide 16 - Question ouverte
Répondez:
Geef in een hele zin antwoord op de volgende vraag.
C'est quoi?
Geef in een hele zin antwoord op de volgende vraag.
C'est quoi?
Slide 17 - Question ouverte
Notez!
Noteer het meervoud van
le copain
Noteer het meervoud van
le copain
Slide 18 - Question ouverte
Notez!
Noteer het meervoud van
le message
Noteer het meervoud van
le message
Slide 19 - Question ouverte
Notez!
Noteer het meervoud van
l'hôtel
Noteer het meervoud van
l'hôtel
Slide 20 - Question ouverte
Notez!
Noteer het meervoud van
un garçon
Noteer het meervoud van
un garçon
Slide 21 - Question ouverte
Traduisez
veertien
veertien
Slide 22 - Question ouverte
Traduisez
vijf
vijf
Slide 23 - Question ouverte
Traduisez
nul
nul
Slide 24 - Question ouverte
Traduisez
achttien
achttien
Slide 25 - Question ouverte
Traduisez
elf
elf
Slide 26 - Question ouverte
Traduisez
twintig
twintig
Slide 27 - Question ouverte
Notez la bonne forme du verbe "hebben"
Jean-Pierre ........ un chien.
Jean-Pierre ........ un chien.
Slide 28 - Question ouverte
Notez la bonne forme du verbe "hebben"
Vous ........ une grande maison?
Vous ........ une grande maison?
Slide 29 - Question ouverte
Notez la bonne forme du verbe "hebben"
Ils ........ un bébé?
Ils ........ un bébé?
Slide 30 - Question ouverte
Notez la bonne forme du verbe "hebben"
Nous ........ des devoirs.
Nous ........ des devoirs.
Slide 31 - Question ouverte
Comment dit-on? (=Hoe zeg je in het Frans)
Goedendag
Goedendag
Slide 32 - Question ouverte
Comment dit-on? (=Hoe zeg je in het Frans)
ik heb 2 broers
ik heb 2 broers
Slide 33 - Question ouverte
Comment dit-on? (=Hoe zeg je in het Frans)
wat is je telefoonnummer?
wat is je telefoonnummer?
Slide 34 - Question ouverte
Comment dit-on? (=Hoe zeg je in het Frans)
tot ziens
tot ziens
Slide 35 - Question ouverte
Comment dit-on? (=Hoe zeg je in het Frans)
ik ben 13 jaar (getal voluit!)
ik ben 13 jaar (getal voluit!)
Slide 36 - Question ouverte
Hoe vond je dat je de vragen hebt gemaakt?
😒🙁😐🙂😃
Slide 37 - Sondage
Wat lukt jou al goed bij voorstellen in het Frans
of vertellen over jezelf?
of vertellen over jezelf?
Slide 38 - Carte mentale
Waar moet je echt nog op oefenen bij Frans?
