PL - Verbanden

Lezen hoofdstuk 3
 Mening en argument • Signaalwoorden: reden • Tekstdoel: overtuigen
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lezen hoofdstuk 3
 Mening en argument • Signaalwoorden: reden • Tekstdoel: overtuigen

Slide 1 - Diapositive

Deze les
  • Even voorstellen: wie ben ik?
  • Dagopening
  • Wat weet je al? Meningen, argumenten, signaalwoorden.
  • Uitleg: 
    - argumenten
    - tekstdoelen en signaalwoorden (opsomming, tegenstelling, reden
    - tekstdoel overtuigen
  • Zelfstandig maken: opdracht 1 t/m 12 op blz. 142 t/m 147.
  • Afsluiten: 
    - Hoe vond je het deze les gaan?
    - Wat vind je nog moeilijk van wat we vandaag hebben besproken?

Slide 2 - Diapositive

Denzel Dumfries
De Top 40

Slide 3 - Diapositive

Waarom bent u leraar geworden?

Slide 4 - Diapositive

DOELEN VAN VANDAAG
  • Je kunt aan het einde van de les een mening herkennen in een tekst.
  • Je kunt aan het einde van de les argumenten herkennen in een tekst.
  • Je kunt aan het einde van de les de signaalwoorden van een reden in een tekst vinden.
  • Je kunt aan het einde van de les het doel van een tekst benoemen.

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn de signaalwoorden in de zin?
Allereerst moet Dani nog eten.
A
Dani
B
nog
C
allereerst
D
moet

Slide 6 - Quiz

Wat is het signaalwoord in deze zin?
De voetballer is niet geblesseerd, maar kan nog niet spelen.
A
niet
B
voetballer
C
nog
D
maar

Slide 7 - Quiz

Deze signaalwoorden ken je.

Slide 8 - Diapositive

Een mening is altijd waar.
A
Dat is zo.
B
Dat is niet zo.

Slide 9 - Quiz

Ik vind die kerstboom erg mooi.
Dit is een...
A
mening
B
feit

Slide 10 - Quiz

Energiedrankjes zijn slecht voor je gezondheid. Dit is een...
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quiz

Argumenten
Als je je mening geeft, vertel je wat je van iets vindt. 
De reden waarom je iets vindt, noem je een argument.

Voorbeeld: Ik vind die fiets niet mooi, omdat ik niet van zwart houd.

Slide 12 - Diapositive

Wat is het argument in deze zin?
Ik vind de kerstvakantie drie weken moet duren, want dan kunnen we langer uitrusten.
A
Ik vind de kerstvakantie drie weken moet duren
B
want dan kunnen we langer uitrusten.

Slide 13 - Quiz

Reden
Er zijn woorden die aangeven wanneer er een argument komt. Een argument is de reden waarom je iets vindt.

Signaalwoorden:
daarom, immers, namelijk, omdat, vanwege, want

Slide 14 - Diapositive

Wat is het signaalwoord in deze zin?
Mijn moeder wil graag pizza eten, daarom moet ik naar de supermarkt.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het signaalwoord in de zin?
Ik trek vandaag mijn jas aan, het is immers koud.

Slide 16 - Question ouverte

Deze signaalwoorden ken je nu.

Slide 17 - Diapositive

Welk verband herken je hieronder?
Je moet je kamer nog opruimen en bovendien heb je huisarrest.

A
tegenstelling
B
reden
C
opsomming

Slide 18 - Quiz

Het tekstdoel overtuigen
Wanneer de schrijver van de tekst je wil overtuigen, wil hij dat je zijn mening overneemt. Daar gebruikt hij argumenten voor.

Slide 19 - Diapositive

Maak de zin af:
Wanneer de schrijver van de tekst je wil overtuigen, wil hij....

Slide 20 - Question ouverte

Deze les
  • Even voorstellen: wie ben ik?
  • Dagopening
  • Wat weet je al? Meningen, argumenten, signaalwoorden.
  • Uitleg: 
    - argumenten
    - tekstdoelen en signaalwoorden (opsomming, tegenstelling, reden
    - tekstdoel overtuigen
  • Zelfstandig maken: opdracht 1 t/m 12 op blz. 142 t/m 147.
  • Afsluiten: 
    - Hoe vond je het deze les gaan?
    - Wat vind je nog moeilijk van wat we vandaag hebben besproken?

Slide 21 - Diapositive

Wat vind je nog moeilijk van wat we vandaag hebben besproken?

Slide 22 - Carte mentale

Heb je nu al tips voor de docent?

Slide 23 - Question ouverte