Voorzetselvoorwerp

1
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

1

Slide 1 - Diapositive

zorgen ...
vertrouwen ...
verlangen ...
houden ...
klagen ...
over
naar
van
voor
op

Slide 2 - Question de remorquage

Spoorboekje
Uitleg
Zelf oefenen
Afsluiting

Slide 3 - Diapositive

Lesdoel

Je kunt het voorzetselvoorwerp in een zin herkennen en benoemen.

Slide 4 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp
1. begint altijd met een voorzetsel ​
                                   én​ 
2. is altijd verbonden met het belangrijkste werkwoord van de zin.​

Slide 5 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp
verlangen naar           Zij verlangt naar een warme zomer.
vertrouwen op           De blinde man vertrouwt op zijn hond.
zorgen voor                 De jongen zorgt voor zijn oma.
klagen over                  De klas klaagt over de moeilijke toets.

Het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel is het voorzetselvoorwerp

Slide 6 - Diapositive

Even oefenen
In de volgende zinnen moet je het voorzetselvoorwerp benoemen.

Slide 7 - Diapositive

De gele bordjes verwijzen naar de nooduitgang van de bioscoop.

Slide 8 - Question ouverte

Noud probeert te profiteren van de onwetendheid van zijn ouders.

Slide 9 - Question ouverte

Huiswerk
Maken
Hoofdstuk 1
Grammatica zinsdelen 
(p.28-29)
Opdracht 1-4 (eventueel extra opdrachten) (huiswerk)

Slide 10 - Diapositive

Nanda informeert naar de vertrektijd van de bus.

Slide 11 - Question ouverte

Wat weet je nu over het voorzetselvoorwerp?

Slide 12 - Carte mentale