Plural (meervoud) lesson 2 week 1 period 2

Welcome
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Welcome

Slide 1 - Diapositive

Today
Grammar
Chapter 3 food

Slide 2 - Diapositive

After this lesson I know...
  • how to make and implement plurals
  • how to talk about the news

Slide 3 - Diapositive

Plural

Meervoud

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Uitleg
Bij meervoud gaat het om zelfstandige naamwoorden.
Hoe zet je deze zelfstandige naamwoorden in het meervoud.
Algemene regel:
zet een -s achter het woord.
Let op: NOOIT  's. 
Maar er zijn uitzonderingen. 

Slide 6 - Diapositive

Uitzonderingen
Eindigt een woord op:
medeklinker + y --> meervoud wordt -ies
voorbeeld: Hobby --> hobbies.

-s-klank --> meervoud wordt -es
voorbeeld: match - matches.

Slide 7 - Diapositive

Uitzonderingen
Eindigt het woord op:
-f/-fe --> meervoud wordt -ves
voorbeeld: Wife - wives

-o --> meervoud wordt -oes
Voorbeeld: Tomato - tomatoes

Slide 8 - Diapositive

De volgende uitzonderingen moet je uit je hoofd leren:
foot - feet
tooth - teeth
sheep - sheep
woman - women
man - men
deer - deer
mouse - mice
child - children
roof - roofs
safe - safes
piano - pianos
photo - photos
kilo - kilos
goose - geese
series - series
fish - fish

Slide 9 - Diapositive

Let's practise
Nu volgen er wat meerkeuze vragen 
Kijk en lees goed en kies het juiste antwoord. 

Slide 10 - Diapositive

Het meervoud van:
boy
A
boys
B
boies
C
boy's

Slide 11 - Quiz

Het meervoud van:
possibility
A
possibilitys
B
possibilities
C
possibility's

Slide 12 - Quiz

Het meervoud van:
Foot
A
foots
B
foot's
C
feet
D
feets

Slide 13 - Quiz

Het meervoud van:
Child
A
Childs
B
Children
C
Childeren
D
Child's

Slide 14 - Quiz

Het meervoud van:
woman
A
Women
B
Womens
C
Womans
D
Woman's

Slide 15 - Quiz

Het meervoud van:
sheep
A
Sheep
B
Sheeps
C
Sheep's

Slide 16 - Quiz

Het meervoud van:
baby
A
Baby's
B
Babys
C
Babies
D
Babie's

Slide 17 - Quiz

Het meervoud van:
Movie
A
Movys
B
Movie's
C
Movie
D
Movies

Slide 18 - Quiz

Het meervoud van:
Day
A
Day's
B
Days
C
Daies
D
Dai's

Slide 19 - Quiz

Het meervoud van:
Dog
A
Dog's
B
Dogs
C
Doges

Slide 20 - Quiz

Het meervoud van:
battery
A
Batterys
B
Battery's
C
Batterie's
D
Batteries

Slide 21 - Quiz

Het meervoud van:
Fish
A
Fishes
B
Fish
C
Fish's

Slide 22 - Quiz

Het meervoud van:
Hobby
A
Hobby's
B
Hobbies
C
Hobbie's
D
Hobbys

Slide 23 - Quiz

Het meervoud van:
taxi
A
Taxies
B
Taxi's
C
Taxis
D
Taxie's

Slide 24 - Quiz

Het meervoud van:
Kilo
A
Kilo's
B
Kiloos
C
Kilos
D
Kiloes

Slide 25 - Quiz

Het meervoud van:
tomato
A
Tomatoes
B
Tomatos
C
Tomato's
D
Tomatoe's

Slide 26 - Quiz

Het meervoud van:
Bag
A
Bags
B
Bag's
C
Bages
D
Bage's

Slide 27 - Quiz

Het meervoud van:
witch
A
witchs
B
witches
C
witch's
D
witch'es

Slide 28 - Quiz

Het meervoud van:
Life
A
Lifes
B
lives
C
live's
D
life's

Slide 29 - Quiz

Het meervoud van:
Wife
A
Wives
B
Wive's
C
Wife's
D
Wifes

Slide 30 - Quiz

Het meervoud van:
phone
A
phone's
B
phones
C
phone

Slide 31 - Quiz

Het meervoud van:
Bird
A
Bird
B
Birds
C
Bird's

Slide 32 - Quiz

Geef de algemene regel voor het maken van meervoud in Engels

Slide 33 - Question ouverte

Write down 5 words and make them plural

Slide 34 - Question ouverte

Do the exercises
Workbook p. 140 and 141
Exercise 1 till 5

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive