V22: unit 1 - meervoud (1)

English
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

English

Slide 1 - Diapositive

Goals
Last lesson we did Find  Someone Who bingo and got to know one another
This lesson we are going to learn the plural (e.g one book - three books

Slide 2 - Diapositive

Uitleg
Bij meervoud gaat het om zelfstandige naamwoorden.
Hoe zet je deze zelfstandige naamwoorden in het meervoud.
Algemene regel:
zet een -s achter het woord.
Let op: NOOIT  's. 
Maar er zijn uitzonderingen. 

Slide 3 - Diapositive

Uitzonderingen
Eindigt een woord op:
medeklinker + y --> meervoud wordt -ies
voorbeeld: Hobby --> hobbies.

-s-klank (x, ss, s, ch, sh) --> meervoud wordt -es
voorbeeld: match - matches.

Slide 4 - Diapositive

Uitzonderingen
Eindigt het woord op:
-f/-fe --> meervoud wordt -ves
voorbeeld: Wife - wives

-o --> meervoud wordt -oes
Voorbeeld: Tomato - tomatoes

Slide 5 - Diapositive

De volgende uitzonderingen moet je uit je hoofd leren:
foot - feet (voet - voeten)
tooth - teeth (tand - tanden)
sheep - sheep (schaap - schapen)
woman - women (vrouw - vrouwen)
man - men (man - mannen)


child - children (kind - kinderen)
fish - fish (vis - vissen)
mouse - mice (muis - muizen)
person - people (mens - mensen)

Slide 6 - Diapositive

Let's practise
The following slides are going to be multiple choice. Have a look and choose the right answer.

Nu volgen er wat meerkeuze vragen 
Kijk en lees goed en kies het juiste antwoord. 

Slide 7 - Diapositive

The plural of /Het meervoud van:
boy
A
boys
B
boies
C
boy's

Slide 8 - Quiz

The plural of / Het meervoud van:
possibility
A
possibilitys
B
possibilities
C
possibility's

Slide 9 - Quiz

The plural of / Het meervoud van:
Foot
A
foots
B
foot's
C
feet
D
feets

Slide 10 - Quiz

The plural of / Het meervoud van:
Child
A
Childs
B
Children
C
Childeren
D
Child's

Slide 11 - Quiz

The plural of / Het meervoud van:
woman
A
Women
B
Womens
C
Womans
D
Woman's

Slide 12 - Quiz

The plural of / Het meervoud van:
sheep
A
Sheep
B
Sheeps
C
Sheep's

Slide 13 - Quiz

The plural of / Het meervoud van:
baby
A
Baby's
B
Babys
C
Babies
D
Babie's

Slide 14 - Quiz

The plural of / Het meervoud van:
Movie
A
Movys
B
Movie's
C
Movie
D
Movies

Slide 15 - Quiz

The plural of / Het meervoud van:
Fish
A
Fishes
B
Fish
C
Fish's

Slide 16 - Quiz

The plural of / Het meervoud van:
Wife
A
Wives
B
Wive's
C
Wife's
D
Wifes

Slide 17 - Quiz

Exercise 2 p. 10
Together: vocabulary for test!

Slide 18 - Diapositive

Notebook
Leave the first two pages blank. Then number the pages of your notebook from 1 - 30.

Laat de eerste twee pagina's van je schrift leeg. Nummer dan de pagina's van 1-30

Slide 19 - Diapositive

Work on your own
Exercise 5 (is going to be checked at end of lesson)
Exercise 6, 7 and 8 (homework)
timer
15:00

Slide 20 - Diapositive

Homework
Do exercise 6, 7 and 8 page 12/13
Learn words: 

Slide 21 - Diapositive