2.5 Dieren bewegen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

2.5 Dieren bewegen

Hoofdstuk 2 Bewegen

Verwachtingen

• Tijdens uitleg ben je stil
• Heb je een vraag, dan steek je je hand op

• Tijdens het werken aan hw overleg je rustig met de persoon naast je

Maatregel 3T

1> waarschuwing

2> Vooraan zitten

3> volgende week woensdag 15.20 tot 16.20 terug komen   

 (week erna 16.00-17.00)

> Overweging plattegrond te maken

Planning

Week 8: 2.1 het skelet 

Week 9: 2.2 Skelet en houding + 2.3 in beweging

Week 10: 2.4 Blessures

Week 11: 2.5 Dieren bewegen

Week 12: herhalen 

Week 13: herhalen + toetsweek vanaf woensdag 

       In de toetsweek H1 en H2 samen in een toets 

Leerdoelen

• Je kunt beschrijven hoe gewervelde dieren zich voortbewegen.
  

• Je kunt aangeven op welk deel van hun poten zoogdieren lopen.
  

• Je kunt het verband beschrijven tussen het skelet en de leefwijze van het dier.
  

• Je kunt beschrijven hoe ongewervelde dieren bewegen.

Leerdoel 1

Je kunt beschrijven hoe gewervelde dieren zich voortbewegen.

Gewervelde dieren

• Wervelkolom beweegt op en neer

• Wervelkolom beweegt Links naar rechts

Wervelkolom van links naar rechts:

Vissen: zwemmen door met hun lichaam een golfbeweging 

van links naar rechts te maken

Amfibieën:  hebben korte poten, die aan de zijkant van hun 

lichaam zitten. Op het land kruipen ze, ook dan gaat hun 

wervelkolom heen en weer

Reptielen: Slangen hebben veel ribben  waaraan spieren zitten.

Daardoor is hun wervelkolom superbeweeglijk. Zij kronkelen

 vooruit en zetten zich daarbij af tegen de bodem

Wervelkolom van op en neer:

Vogels en zoogdieren hebben de poten recht onder hun lichaam. 

Hun wervelkolom maakt golvende bewegingen die 

op en neer gaan. 

Dat komt doordat aan de bovenkant  en aan de

 onderkant van de wervelkolom spieren zitten. 

De rug wordt daardoor afwisselend hol en bol.

Wie is er sneller en waarom?

Leerdoel 2:

Je kunt aangeven op welk deel van hun poten zoogdieren lopen.

Leerdoelen

• Je kunt beschrijven hoe gewervelde dieren zich voortbewegen.
  

• Je kunt aangeven op welk deel van hun poten zoogdieren lopen.
  

• Je kunt het verband beschrijven tussen het skelet en de leefwijze van het dier.
  

• Je kunt beschrijven hoe ongewervelde dieren bewegen.

Aan de slag:

2.4: Maken opdrachten 1 t/m 25

2.5:  maken opdrachten 1 t/m 24

3Tbi.2 = Donderdag af

3Tbi.4 = Vrijdag af 

Leerdoel 3:

Je kunt het verband beschrijven tussen het skelet en de leefwijze van het dier.

Zelfde bouwplan

De ‘armen’ van de vleermuis zijn zo gebouwd, dat hij ermee kan vliegen. Tussen de vingers zit een sterk vlies.

De mol heeft korte voorpoten met stevige vingers. Hiermee kan hij goed graven. Zo beweegt de mol zich onder de grond voort

De walvis heeft ook korte brede voorpoten. Bij de walvis zijn dit vinnen geworden. Met deze vinnen peddelt hij door het water.

Leerdoel 4:

Je kunt beschrijven hoe ongewervelde dieren bewegen.

wormen

Een regenworm kruipt door zijn segmenten afwisselend korter en langer te maken.

Weekdieren

Slakken zijn weekdieren. Sommige soorten hebben een uitwendig skelet. Dat is een stevige laag aan de buitenkant, die hun lichaam beschermt. 

Het uitwendige skelet is niet van been of kraakbeen, maar van andere stevige stoffen zoals kalk. Huisjesslakken zoals de tuinslak hebben een huisje van kalk. Slakken bewegen door spierbewegingen van hun voet. Ze glijden over een slijmspoor dat ze zelf maken.

Geleedpotige dieren

Geleedpotige dieren zoals krabben, kreeften en insecten hebben een uitwendig skelet van chitine. Chitine lijkt op de stof waarvan jouw nagels zijn gemaakt.

Filmpje online methode

Aan de slag:

2.4: Maken opdrachten 1 t/m 25

2.5:  maken opdrachten 1 t/m 24

3Tbi.2 = Donderdag af

3Tbi.4 = Vrijdag af 

Beenverbindingen

Gewricht

Naadverbinding

Vergroeid

Kraakbeen verbinding

Spier pees

Spier

Spiervezel

Spiervezelbundel

Welke spieren zijn elkaars antagonisten?

Spier 1 en spier

Spier 2 en spier

3

4

2

1

Kraakbeen weefsel

Been/bot weefsel

De meest bekende zweepslag is een scheurtje in:

1. je armbuigspier
2. je bilspier
3. je kuitspier
4. je armtrekspier

Waardoor krijg je spierpijn?

1. Weinig afvalstoffen in je spier
2. overbelasting
3. spierkramp
4. Veel afvalstoffen in je spier

Welke blessure zie je in de afbeelding?

1. Kneuzing
2. Botbreuk
3. Ontwrichting
4. Spierscheuring

Een vis beweegt

1. Van links naar rechts
2. Op en neer

Een vogel beweegt

1. Van links naar rechts
2. Op en neer

Een slang beweegt

1. Van links naar rechts
2. Op en neer

Teenganger

Zoolganger

Topganger

zoolganger

teenganger

topganger

teenganger

zoolganger

topganger

Door welke twee soorten spieren beweegt een worm?

Een sprinkhaan heeft een ........

1. Inwendig skelet
2. Uitwendig skelet
3. geen skelet

Uitwendig skelet, met spieren aan de binnenkant

Afwisseling van kring en lengte spieren

Uitwendig skelet, voet met spieren en slijmspoor