Grammatik Schreiben 1

Grammatik Schreiben 1
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammatik Schreiben 1

Slide 1 - Diapositive

Inhalt
Personalpronomen
Haben & sein
Großbuchstaben
Regelmatige werkwoorden + (uitzonderingen)
Voltooid deelwoord
Werden (VWO)


Slide 2 - Diapositive

das Personalpronomen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Lidwoorden der/die/das
mannelijk:
Alle woorden die biologisch mannelijk zijn. (der Mann,  der Stier,  der Opa)

vrouwelijk: 
Alle woorden die biologisch vrouwelijk zijn. (die Frau, die Kuh, die Oma)
Veel woorden die eindigen op een e (die Rose, die Lampe)
onzijdig:
De meeste woorden waarvan het lidwoord in het Nederlands "het" is. (das Schaf,  das Kind)

meervoud:
Bij meervoud is het lidwoord altijd die (vrouwelijk). (die Männer, die Frauen, die Schafe)




Slide 5 - Diapositive

die (vrouwelijk)
*Namen van vrouwelijke personen of dieren (die Mutter, die Kuh)
*De meeste namen van dingen op:
- e               - schaft         - ion            - keit
- ei              - ung              - sicht        - enz
- heit          - tät                - schrift            

* Cijfers (die Zwei, die Nummer)
* Meervoud (die Blumen, die Menschen)

 

Slide 6 - Diapositive

der (mannelijk)
* Namen van mannelijke personen en dieren. (der Opa, der Stier)
* Stam van een werkwoord  (Anfangen ->Stam is Anfang -> dus .. der Anfang)
* Namen van:
- dagen (der Montag)
- maanden (der April)
- seizoenen (der Sommer)
- windrichtingen (der Osten)

Slide 7 - Diapositive

das (onzijdig)
* veel woorden waar in het Nederlands "het" voor staat. 
* Verkleinwoorden (das Mädchen, das Hündchen)
* Het hele werkwoord (das Essen)
* Letters ( das A, das B)
* Engelse woorden die eindigen op -ing (das training, das Marketing)

Slide 8 - Diapositive

Beispiel (voorbeeld)
1. die Rezeption                            
2. der April                                       
3. die Maschin                            
4. das Mineralwasser
5. das Event 
6. der Kollege
7. die Forschung
8. die Bühne
9. die Veranstaltung
10. der Besucher
11. das Frühstück

Slide 9 - Diapositive

Grammatik 

haben & sein 
(werkwoorden hebben & zijn)

Slide 10 - Diapositive

haben = hebben (t.t.)
ich:             habe
du:              hast
er/sie/es: hat
wir:             haben
ihr:              habt
sie/Sie:     haben

Slide 11 - Diapositive

Beispiel (voorbeeld)
1. Er hat 
2. Haben Sie
3. Ich habe
4. Viele Gäste haben
5. Hast du
6. Ich habe
7. Haben Sie
8. (Da) hast du
9. Der Besucher hat
10. Claudia hat

Slide 12 - Diapositive

sein = zijn (t.t)
ich:             bin
du:              bist
er/sie/es: ist
wir:             sind
ihr:              seid
sie/Sie:     sind

Slide 13 - Diapositive

Beispiel (voorbeeld)
1. Ich bin
2. Sind Sie
3. Ihr seid
4. Das Essen ist
5. Mein Freund ist
6. Die Besucher sind
7. Du bist
8. (Wie) ist das
9. Wir sind
10. (Was) ist da

Slide 14 - Diapositive

Großbuchstaben

Slide 15 - Diapositive

Wanneer een hoofdletter:
1. Begin van een zin. Let op! Behalve de eerste letter brief! 
2. Namen, plaatsnamen, merken etc. 
3. Zelfstandige naamwoorden. 
4. Alle u- en uw-vormen

Slide 16 - Diapositive

STAP 1





STAM

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

STAP 2




Persoonlijk voornaamwoord

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

STAP 3




Uitgang

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
wohnen           

Ich _____________ in den Niederlanden.   
Wo ________________ du?                                
Ihr ____________________ in Deutschland.
                     

Gebruik het ezelsbruggetje (fe)esttenten:
 (fe) e -st - t - en- t - en

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

0

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Diapositive

Basisregel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord wordt gevormd door: 

GE + STAM + T

Bijvoorbeeld:
hören - Wir haben es gestern schon gehört. 
spielen - Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 

Slide 27 - Diapositive

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden waarbij de stam op een -t of een -d eindigt, wordt gevormd door:

GE + STAM + ET

Bijvoorbeeld:
arbeiten - Wir haben gestern den gazen Tag gearbeitet.

Slide 28 - Diapositive

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren wordt gevormd door: 

STAM + T

Bijvoorbeeld:
fotografieren - Was hast du fotografiert?

Slide 29 - Diapositive

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver- wordt gevormd door:

STAM + T

Bijvoorbeeld:
besuchen - Wir haben den Zoo besucht.

Slide 30 - Diapositive

Basisregel voor het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden moet je simpelweg leren. 

Bijvoorbeeld:
beschrijven - beschreven / beschreiben - beschrieben
zwemmen - gezwommen / schwimmen - geschwommen

Slide 31 - Diapositive

Werden (VWO)

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Ihr schafft das! Viel Erfolg beim Lernen! 

Slide 36 - Diapositive