Voegwoorden klas 3

Voegwoorden
Je leert hoe je voegwoorden kunt herkennen, zodat je weet wanneer je een komma in een zin moet plaatsen. 
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Voegwoorden
Je leert hoe je voegwoorden kunt herkennen, zodat je weet wanneer je een komma in een zin moet plaatsen. 

Slide 1 - Diapositive

Wat is een voegwoord? 
Een voegwoord ´metselt´ 2 zinnen aan elkaar. 

Voorbeelden van voegwoorden zijn:
en, of, maar, want, dus 

Slide 2 - Diapositive

En 

De ouders drinken koffie en de kinderen drinken limonade. 

Mevrouw leest een boek en de kinderen luisteren. 

Slide 3 - Diapositive

Of 
Wil je een koekje of wil je een appel? 

Ik ga naar de speeltuin of ik ga naar mijn vriendje. 

Slide 4 - Diapositive

Maar 
Daan wil graag op voetbal, maar dat mag niet van zijn moeder. 

Ik wil buiten fietsen, maar het regent veel te hard. 

Slide 5 - Diapositive

Want 
Ik ga met de fiets, want het is mooi weer. 

Hij trakteert op snoep, want hij is vandaag jarig. 

Slide 6 - Diapositive

Dus 
Het is droog, dus we kunnen buiten spelen. 

Ik ben ziek, dus ik ga niet naar school. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Ik drink geen koffie, ... wel thee.
A
en
B
maar

Slide 9 - Quiz

Ik doe een muts op, ... ik heb koude oren.
A
want
B
en

Slide 10 - Quiz

Wil jij koffie ... chocolademelk?
A
maar
B
of
C
want
D
dus

Slide 11 - Quiz

Het water in de sloot is bevroren, ... het is koud geweest vannacht.
A
of
B
en
C
maar
D
want

Slide 12 - Quiz

Ik vind schaatsen leuk, ... mijn zusje vindt het te koud.
A
want
B
en
C
maar
D
dus

Slide 13 - Quiz