begrippen hoofdstuk 6 wijs worden

• Levensbeschouwing
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

begrippen hoofdstuk 6 

een atheïst gelooft

1. in één god
2. in meer goden
3. in geen enkele god
4. de ene keer wel, de andere keer niet

het christendom is

1. atheïstisch
2. monotheïstisch
3. polytheïstisch

God als Drieëenheid hoort bij het

1. jodendom
2. christendom
3. jodendom en christendom

exodus

1. de joden trokken uit Egypte weg
2. de joden kregen de tien geboden
3. mensen gingen in Jezus geloven
4. mensen gingen doen wat Paulus zei

nomaden

1. woonden vooral in Israel
2. woonden vooral in Egypte
3. hebben geen vaste woonplaats
4. hebben geen schapen

joden gaan naar een

1. kerk
2. synagoge

de Tenach en het Oude Testament hebben dezelfde inhoud

1. ja
2. nee

exodus =

1. intocht
2. uittocht

dit bruidspaar staat onder ...

1. een doek
2. een vlag
3. een choepa
4. een hemeldak

farizeeën waren

1. gelovige buitenlanders
2. gelovige joden
3. gelovige betweters
4. gelovigen met twijfels

Jezus was zelf ook een farizeeër

1. juist niet
2. zeker wel

Farizeeërs kenden de Tora goed

1. klopt
2. klopt niet

een kaars aansteken is

1. een ritueel
2. geen ritueel

rituelen hebben een symbolische betekenis

1. klopt
2. klopt niet

sacramenten zijn

1. belangrijke christelijke rituelen
2. belangrijke joodse rituelen