Week 22: kritisch lezen en publiek

1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welkom DTH2O!
Vandaag
- Toets leesvaardigheid H456 woensdag 5 juni 7e uur
- Terugblik
- Uitleg kritisch lezen
- Zelfstandig werken
pauze
- Uitleg tekst en publiek
- Zelfstandig werken



Slide 2 - Diapositive

Toets leesvaardigheid H456
  • Ik kan informatie en meningen halen uit de tekst.
  • Ik kan feiten en meningen in de tekst van elkaar onderscheiden.
  • Ik kan relaties leggen tussen informatie uit de tekst en mijn eigen kennis en ervaringen.
  • Ik kan signaalwoorden herkennen bij het redengevend verband.
  • Ik kan kritisch lezen en een oordeel vormen over de tekst.
  • Ik kan beoordelen of de tekst betrouwbaar is.
  • Ik kan het publiek van een tekst bepalen.











Slide 3 - Diapositive

Terugblik
Feit, standpunt, mening en argument

Slide 4 - Diapositive

Wat denk je dat kritisch lezen betekent?

Slide 5 - Diapositive

Kritisch lezen
Informatie in teksten is niet altijd betrouwbaar. Daarom moet je een tekst kritisch lezen. Kritisch lezen betekent: letten op de deskundigheid van de schrijver, het doel van de tekst en de bron (waar je de informatie vond: krant, website of boek).

Als je een tekst kritisch leest, denk je goed na over wat 
je leest en bedenk je wat je eigen mening over het 
onderwerp is.

Slide 6 - Diapositive

Deskundigheid van de schrijver
Let op de deskundigheid van de schrijver. Een schrijver is deskundig als hij zich uitgebreid in het onderwerp heeft verdiept of veel ervaring heeft met het onderwerp. 

Hoe deskundiger de schrijver, hoe betrouwbaarder de tekst.

Slide 7 - Diapositive

Doel van de tekst
Let op het doel van de tekst. Wat wil de schrijver van de tekst bereiken. Wil hij alleen feitelijke, dus onpartijdige, informatie geven of wil hij de lezer overtuigen of activeren? Een objectieve tekst is vaak betrouwbaar, maar dan moet die tekst wel volledig zijn en geen belangrijke feiten weglaten.

Vijf tekstdoelen: amuseren, instrueren, activeren, informeren of opiniëren

Slide 8 - Diapositive

Kies uit: amuseren, instrueren, activeren, informeren of opiniëren

Slide 9 - Diapositive

Kies uit: amuseren, instrueren, activeren, informeren of opiniëren

Slide 10 - Diapositive

Kies uit: amuseren, instrueren, activeren, informeren of opiniëren

Slide 11 - Diapositive

Kies uit: amuseren, instrueren, activeren, informeren of opiniëren

Slide 12 - Diapositive

Kies uit: amuseren, instrueren, activeren, informeren of opiniëren

Slide 13 - Diapositive

Bron van de tekst
Let op de bron. Kijk naar de datum waarop de tekst is gepubliceerd en uit welke bron de tekst komt. Als de tekst lang geleden verschenen is, kan het zijn dat de informatie in de tekst niet meer klopt.

Slide 14 - Diapositive

Zelfstandig werken
Ga aan de slag met de oefentoets hoofdstuk 5 kritisch lezen. Aan het einde van de les is deze af.

Klaar? 
- Kijk je antwoorden na via Classroom
- Ga aan de slag met opdrachten naar keuze uit je leerwerkboek van paragraaf 3 (bladzijde 182-186)

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Welkom DTH2O!
Vandaag
- Toets leesvaardigheid H456 woensdag 5 juni 7e uur
- Terugblik
- Uitleg kritisch lezen
- Zelfstandig werken
pauze
- Uitleg tekst en publiek
- Zelfstandig werken



Slide 17 - Diapositive

Terugblik
Op welke drie zaken let je bij kritisch lezen/het beoordelen van de betrouwbaarheid van de tekst?

Slide 18 - Diapositive


Een schrijver schrijft voor zijn publiek. 

Waaraan kun je zien voor welk publiek een tekst is bedoeld?

Slide 19 - Diapositive

Tekst en publiek
Om zijn schrijfdoel te bereiken, houdt een schrijver rekening met zijn publiek, lezers. 

Bijvoorbeeld: jongeren, sportliefhebbers, ouderen. Voor welk publiek een tekst bedoeld is, kun je zien aan:

Slide 20 - Diapositive

Het onderwerp
Een tekst over popmuziek is meestal voor jongeren bedoeld. 

Een tekst over wat je kunt doen na je pensioen is vooral bedoeld voor ouderen.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Het taalgebruik
Teksten in jongerentijdschriften hebben korte zinnen, weinig moeilijke woorden en meer moderne woorden. In teksten voor jongeren wordt de lezer met ‘je’ aangesproken. 

Teksten in tijdschriften voor volwassenen hebben vaak lange zinnen en veel moeilijke woorden. In teksten voor volwassenen kan de lezer ook met ‘u’ worden aangesproken.

Slide 26 - Diapositive

De bron
 Een tekst in het tijdschrift AutoWeek is bedoeld voor autofans, Voetbal International voor fans van voetbal en Cosmopolitan voor mode- en make-upfans.

De bron staat vaak boven- of onderaan een tekst.

Slide 27 - Diapositive

De lay-out (opmaak)
In jongerentijdschriften zie je veel illustraties, grote koppen, veel kleuren en lettertypen. 

Teksten voor volwassenen zien er vaak neutraler uit dan teksten voor jongeren.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Zelfstandig werken
Ga aan de slag met de oefentoets hoofdstuk 6 tekst en publiek. Aan het einde van de les is deze af.

Klaar? 
- Kijk je antwoord na via Classroom
- Ga aan de slag met opdrachten uit je leerwerkboek van paragraaf 5 of paragraaf 6 van Meer dan lezen (bladzijde 30-43)

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Welkom DTH2O!
Deze les:
- Quiz: herhalen lezen H456
- Zelfstandig werken




Slide 33 - Diapositive

Toets leesvaardigheid H456
  • Ik kan informatie en meningen halen uit de tekst.
  • Ik kan feiten en meningen in de tekst van elkaar onderscheiden.
  • Ik kan relaties leggen tussen informatie uit de tekst en mijn eigen kennis en ervaringen.
  • Ik kan signaalwoorden herkennen bij het redengevend verband.
  • Ik kan kritisch lezen en een oordeel vormen over de tekst.
  • Ik kan beoordelen of de tekst betrouwbaar is.
  • Ik kan het publiek van een tekst bepalen.











Slide 34 - Diapositive

Quiz
Log in met je eigen naam.

Slide 35 - Diapositive

Een ... is een reden waarom je iets vindt.
A
feit
B
mening
C
standpunt
D
argument

Slide 36 - Quiz

Een ... is iets wat waar is en wat je kan controleren.
A
feit
B
mening
C
standpunt
D
argument

Slide 37 - Quiz

Aan welk signaalwoord herken je een argument?
A
want
B
terwijl
C
omdat
D
en

Slide 38 - Quiz

Een mening begint vaak met de signaalwoorden ...

Slide 39 - Question ouverte

PSV is de beste club van Nederland.
A
mening
B
feit

Slide 40 - Quiz

In Tilburg wonen meer mensen dan in Den Bosch.
A
mening
B
feit

Slide 41 - Quiz

In Tilburg wonen meer mensen dan in Den Bosch.
A
mening
B
feit

Slide 42 - Quiz

Mijn vader kan lekker koken.
A
mening
B
feit

Slide 43 - Quiz

Wat doe je bij kritisch lezen?
A
Nagaan waar de tekst over gaat
B
Controleren of de tekst betrouwbaar is
C
Vragen bij de tekst maken

Slide 44 - Quiz

Op welke drie zaken moet je letten als je kritisch leest?

Slide 45 - Question ouverte

informeren
instrueren
activeren
amuseren
opiniëren
leesboek
reclame
nieuwsbericht
instructie
column

Slide 46 - Question de remorquage

Op welke vier zaken moet je letten om het publiek van een tekst te bepalen?

Slide 47 - Question ouverte

jongeren
volwassenen
Bron: NOS
Bron: NOS Jeugdjournaal
Onderwerp: nieuwste game
Onderwerp: belanstingaangifte 
Lay-out: neutraal
Lay-out: kleurrijk en druk
moeilijk, net taalgebruik
makkelijk taalgebruik

Slide 48 - Question de remorquage

Zelfstandig werken
Ga aan de slag met de oefentoets. Aan het einde van de les is deze af en nagekeken.

Klaar?
- Kijk je antwoorden na via Classroom
- Bedenk of je nog vragen hebt voor de toets
- Ga aan de slag met opdrachten naar keuze uit je leerwerkboek van paragraaf 3 (bladzijde 182-186) OF paragraaf 6 (bladzijde 37-43)

Slide 49 - Diapositive