Formuleren H.1 zinnen correct begrenzen

Formuleren H. 1
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Formuleren H. 1

Slide 1 - Diapositive

Formuleren
Wat gaan we doen?

  • Lesdoel
  • H1 Formuleren:
zinnen correct begrenzen
  • Evaluatie

Slide 2 - Diapositive

Uit hoeveel zinnen bestaat deze tekst?
Bijzondere dierenvriendschap
een vriendschap tussen een grizzlybeer en een kat is niet alledaags maar wel mooi om te zien beide dieren zijn weesjes het katertje werd helemaal alleen in belabberde conditie gevonden nadat moederbeer was overreden door een trein kwam het grizzlywelpje erbij kat en beer sloten vriendschap en eten slapen en spelen nu altijd samen is dat niet prachtig

Naar: feliscatus.nl, op 22 september 2015

Slide 3 - Diapositive

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je...

... verbindingswoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen.

Slide 4 - Diapositive

Formuleren: zinnen begrenzen
Boek blz. 32>>>>>> Groene tekst

Slide 5 - Diapositive

Voorbeelden
1. Piet en Jan doen veel leuke dingen. Ze hebben het gezellig samen.
2. Piet en Jan doen veel leuke dingen, want ze hebben het gezellig samen.
3. Piet en Jan doen veel leuke dingen, omdat ze het gezellig samen hebben.
4. Omdat ze dezelfde dingen leuk vinden, hebben zij het gezellig samen.

Slide 6 - Diapositive

Verbindingswoorden
Voor de volgende verbindingswoorden zet je in het algemeen een komma: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.

Je zet geen komma voor en en of .

Slide 7 - Diapositive

Succes!!!

Slide 8 - Diapositive

Leestekens

Slide 9 - Diapositive

Zet je achter een zin.
Zet je achter een vraagzin.
Tussen 2 persoonsvormen.

Punt
Vraagteken
Komma

Slide 10 - Diapositive

Evaluatie
Kun je nu ...

... verbindingswoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen?

Slide 11 - Diapositive

Kies uit:

Wat zijn verbindingswoorden?
A
of, want, ik, hij
B
tafelpoot, stoelendans, kamerscherm
C
maar, want, omdat, en, of

Slide 12 - Quiz

Wat wordt bedoeld met interpunctie?
A
het gebruiken van werkwoorden
B
het gebruiken van leestekens
C
het gebruiken van lidwoorden
D
het gebruiken van synoniemen

Slide 13 - Quiz

Een komma zet je ...
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Na een verbindingswoord
C
Tussen twee moeilijke woorden
D
Tussen delen van een opsomming

Slide 14 - Quiz

Welk leesteken hoort er achter de zin?

Vind jij leestekens moeilijk

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 15 - Quiz

Opdracht
Maken opdracht 1, 2 en 3
DIGITAAL

Slide 16 - Diapositive