Havo 5 - Ecouter, vocabulaire et lire

BIENVENUE H5
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

BIENVENUE H5
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Diapositive

Programme du jour

1. Regarder et écouter: Les trottinettes à Paris
2. Exercices de vocabulaire
3. Faire un texte d'examen 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Het huren van een step is niet meer mogelijk vanaf:
A
augustus
B
september
C
oktober
D
november

Slide 5 - Quiz

Waarom worden de steps weggehaald?
A
Ze worden te vaak gestolen
B
Er wordt nauwelijks gebruik van gemaakt
C
Het is besloten door de gemeente Parijs nadat de inwoners van Parijs tegen hebben gestemd
D
Ze worden te duur in onderhoud

Slide 6 - Quiz

Naar welke landen wordt een deel van de steps geëxporteerd?
A
Duitsland en Polen
B
Duitsland en België
C
Spanje en Italië
D
Spanje en Portugal

Slide 7 - Quiz

Vocabulaire - Betekenis raden
Je hoeft niet alle Franse woorden te kennen om een tekst te kunnen begrijpen.
Soms kun je een woord raden. 

1. Je herkent een (bijna) Nederlands woord of je herkent een woord uit een andere taal.
J'ai une question (question is hetzelfde in het Engels)
Quel est ton numéro de téléphone? (je herkent het Nederlandse woord 'telefoonnummer'.

2.Je herkent in het woord een bekend woorddeel.
Il a grandi à Paris. Je herkent het woord grand. Grandir moet wel opgroeien / groot worden betekenen.

3. Je kunt de betekenis afleiden uit de zin of uit de tekst eromheen.
"Amsterdam est la capitale des Pays-Bas". Het is logisch dat 'capitale' hoofdstad betekent.











Slide 8 - Diapositive

Brooke Raboutou
Bekijk deze examentekst aandachtig. 
Welke woorden kun je vertalen omdat ze lijken op het Nederlands of een andere taal? Markeer deze woorden, noteer ze en vertaal ze.
timer
5:00

Slide 9 - Diapositive

Noteer de woorden
+
Vertaling

Slide 10 - Carte mentale

Vocabulaire - Woordenboek
Je gebruikt een woordenboek als je de betekenis van een Frans woord wilt opzoeken.
De woorden in het woordenboek staan op alfabetische volgorde.
Tips
- Als je een zelfstandig naamwoord opzoekt, vind je altijd het enkelvoud.
Als je de vertaling van gâteaux wilt weten, kijk je dus bij gâteau.
- Als je een werkwoord opzoekt, vind je altijd het hele werkwoord, bijvoorbeeld chercher. Je cherche (ik zoek) staat niet in het woordenboek.
- Als je een bijvoeglijk naamwoord opzoekt, zoek je altijd de mannelijke vorm enkelvoud, bijvoorbeeld petit. Petites staat niet in het woordenboek.









Slide 11 - Diapositive

In het woordenboek vind je de betekenis van woorden. Maar let op: sommige woorden hebben meer dan één betekenis. Die worden in het woordenboek genummerd. De betekenis die het meest voorkomt, staat vooraan.

Kijk dus eerst altijd goed naar de verschillende betekenissen en kies daarna pas de juiste vertaling.

Je kunt ook zien wat het geslacht is van een zelfstandig naamwoord (le of la). Achter een mannelijk woord (le) staat m, achter een vrouwelijk woord (la) staat v. 



Slide 12 - Diapositive

Pak de examentekst er weer bij.
Onderstreep / markeer nu alle werkwoordsvormen en bedenk wat de infinitief is.
Je mag het woordenboek raadplegen als je er niet uit komt. Zijn er meerdere betekenissen, kijk dan goed naar de context! voordat je de juiste vertaling kiest.
timer
5:00

Slide 13 - Diapositive

noteer de werkwoorden
en hun
infinitief + vertaling

Slide 14 - Carte mentale

Lezen - Hoofdgedachte en onderwerp
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt met één of met een paar woorden zeggen wat het onderwerp is, bijvoorbeeld: sport. Om het onderwerp te vinden, lees je de tekst oriënterend: je bekijkt de tekst en je leest de eerste alinea.

De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin, die samenvat wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd. Bijvoorbeeld: sport is leuk en heel gezond voor je. De hoofdgedachte geeft antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste dat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? Vaak vind je de hoofdgedachte in de inleiding of het slot. Om te bepalen wat de hoofdgedachte van een tekst is, moet je de tekst precies lezen: je leest de tekst goed van de eerste zin tot en met de laatste zin.

Slide 15 - Diapositive

Opdracht
Bekijk de tekst
Kijk naar de titel, de plaatjes, de opmaak, de bron
Schrijf kort op, waar je denkt dat de tekst over gaat.
timer
2:00

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Opdracht
Maak nu de vragen bij de tekst (sluit je laptop)

Slide 18 - Diapositive

Noteer je antwoorden op de vragen:

Slide 19 - Question ouverte

Wat neem je mee uit deze les?

Slide 20 - Question ouverte

A demain !!

Slide 21 - Diapositive