1kgt- theme 5 - House and home

Theme 5 - House and home
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Theme 5 - House and home

Slide 1 - Diapositive

Welke Engelse woorden kun je bedenken bij de titlel `house and home` ?

Slide 2 - Carte mentale

neighbourhood
upstairs
downstairs
roof
door
window

Slide 3 - Question de remorquage

carpet
bookcase
bunk bed
curtains
fridge
mirror

Slide 4 - Question de remorquage

sink
attic
freezer
basement
tap
wardrobe

Slide 5 - Question de remorquage

I've got a new bike.                     it's second hand.
I want a new laptop. I'm                       this one.
What's your hobby? I                stamps.
I'm very                   that you won the first prize.
I need more                     to finish this job.
There is not enough                 for a cage here.
When you go                  that door, you are ready. 
                   the radio, please. I can't hear you!
through
turn down
space
fed up with
collect
fridge
proud
actually
paint

Slide 6 - Question de remorquage

This                    is too small. We need a bigger one.
Take your shoes off. The                 will get dirty.
We close the                   when it gets dark.
I'll wait for you                     .
We live in a very safe                                  .
You can wash your hands in the                 .
When you look in the                 you see your image. 
My dad is going to repair the                 tomorrow.

mirror
tap
sink
carpet
curtains
wardrobe
downstairs
bookcase
neighbourhood

Slide 7 - Question de remorquage

Maken
Maken:
A,B,C,D, E, F

Slim stampen

Vocabulary A + B +C, D

Slide 8 - Diapositive

through
neighbourhood
roof
bookcase
bunkbed
curtains
wall
turn down
carpet
floor
downstairs
mirror
vloerbedekking
gordijnen
vloer
stapelbed
door
dak
spiegel
boekenkast
zachter zetten
buurt
muur
beneden

Slide 9 - Question de remorquage

actually
fed up with
by the way
collect
colourful
detached house
dead
brand new
garden
luckily
paint
proud
space
tuin
trots
vrijstaand huis
gelukkig
kleurrijk
eigenlijk
trouwens
ruimte
verzamelen
gloednieuw
heb genoeg van
leeg
verf

Slide 10 - Question de remorquage

upstairs
window
tap
wardrobe
sink
door
kledingkast
raam
gootsteen
boven
kraan
deur

Slide 11 - Question de remorquage

?
Stone 12
what
kind of
do
you
house
live
in
does

Slide 12 - Question de remorquage

Stone 12
I
have
my
own
got
room
his
has

Slide 13 - Question de remorquage

?
Stone 12
do
you
in
a
live
terraced
house
does
lives

Slide 14 - Question de remorquage

Stone 12
I
haven't
blue
carpet
got
on
the
floor

Slide 15 - Question de remorquage

Stone 12
I
live
with
my
here
parents
whit
lives

Slide 16 - Question de remorquage

Maken
Maken:
A,B,C,D

Slim stampen

Vocabulary A + B +C

Slide 17 - Diapositive

Grammar nr 13 Vragen met have (got) - hebben (TB blz. 77)



We hebben in hoofdstuk 1 geleerd dat je bij
have/has het woordje got mocht weglaten.



Dus: They
have got a big garden.

of:    They
have a big garden.



Als je hiervan vragen gaat maken, zijn er 2 manieren:



regel: als
got in de zin staat, zet je have/has voorop

           als er
geen got in de zin staat, zet je do/does voorop



Dus: He
has got a bike. ------> Has he got a bike?
         
He
has a bike. -------> Does he have a bike?



Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Maak een vraag:
They have a big house.

Slide 20 - Question ouverte

Maak een vraag:
She's got a nice mother.

Slide 21 - Question ouverte

Maak een vraag:
Our school has many teachers.

Slide 22 - Question ouverte

Maak een vraag:
You have a headache.

Slide 23 - Question ouverte

Maak een vraag:
We have got 8 lessons today.

Slide 24 - Question ouverte

Maken
Maken:
A,B,C,D (E)

Slim stampen

Vocabulary A + B +C, D

Slide 25 - Diapositive

G1
addicted to
dream
feed
choose
computer game
create
character
build
do the laundry
decide
exercise
creëren
de was doen
computerspel
verslaafd aan
voeden
oefenen
kiezen
bouwen
droom
karakter
besluiten

Slide 26 - Question de remorquage

G2
helpful
want
mow the lawn
possible
re-decorate
log in
tidy
walk the dog
start
water the plants
herinrichten
de hond uitlaten
mogelijk
behulpzaam
de planten water geven
grasmaaien
opruimen
willen
inloggen
beginnen

Slide 27 - Question de remorquage

H1
around
famous
get paid
chore
clean up
dishwasher
chat
breakfast
curious
entire
do the dishes
fashion designer
nieuwsgierig
vaatwasser
hele
opruimen
rondom
krijgen betaald
modeontwerper
karwei
ontbijt
beroemd
babbel
afwassen

Slide 28 - Question de remorquage

H2
honest
sweep
wipe
mop
plate
pound
mean
make the bed
pocket money
strict
reader
take rubbish out
zakgeld
pond
streng
bord
eerlijk
vegen (doek)
vuilnis buiten zetten
dweilen
het bed opmaken
vegen (bezem)
betekenen
lezer

Slide 29 - Question de remorquage

Grammar nr 14: Duurvorm (present continuous) (TB blz. 81)

Regel: am/ are / is + ww-ing

De duurvorm bestaat dus uit 2 werkwoorden!
Zorg dat je weet wanneer je am/are/is gebruikt. Ben je dat weer een beetje kwijt, kijk dan goed op de volgende dia.
Achter de meeste werkwoorden kun je gewoon -ing plakken. Er zijn maar een paar dingen waarbij je op de spelling moet letten:
- het werkwoord eindigt op -e: dan laat je de -e weg (bake --> baking)
- na een korte klinker moet je de medeklinker verdubbelen: stop --> stopping, chat --> chatting, run --> running . Dit moet omdat anders de uitspraak verandert.
 

Slide 30 - Diapositive

Grammar nr 14: Duurvorm (present continuous) (TB blz. 81)

To be:

I am          ik ben
you are    jij bent
he is         hij is
she is       zij is
it is           het is
we are     wij zijn
you are    jullie zijn
they are  zij zijn

Als je een ander onderwerp hebt, kijk dan waardoor je het kunt vervangen.
Bijv. my mother = she / the horse = it / my friends = they

Slide 31 - Diapositive

Grammar nr 14: Duurvorm (present continuous) (TB blz. 81)

Wanneer gebruik je de duurvorm? Als iemand iets NU aan het doen is, als er NU iets gebeurt. 

Vergelijk dit met het Nederlands:

Ik ben aan het lezen.              ] Let op: het zijn in het Engels dus 2 werkwoorden:
I am reading.                            ] am/are/is wordt nogal eens vergeten. 

Dit zeg je alleen als je er NU mee bezig bent. 
Als je wilt zeggen dat je wel vaker leest, zeg je:

Ik lees elke dag.
I read every day. 

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo