grammar theme 5

Welkom!
laptop op tafel, maar wel dicht
lesboek op tafel
leesboek open.
Bij de tweede bel is het stil en gaan we 10 minuten lezen
timer
10:00
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
laptop op tafel, maar wel dicht
lesboek op tafel
leesboek open.
Bij de tweede bel is het stil en gaan we 10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Grammar 13 
Vragen met to have (got)

Slide 2 - Diapositive

Vraag jezelf af: Staat er GOT in de zin? 

Ja? Have / has vooraan de zin voor een vraag
You have got a nice room - Have you got a nice room?

Nee? Do / does vooraan de zin voor een vraag. 
            LET OP: gebruik je does? ww terug naar basis!
You have a nice room - Do you have a nice room?
She has a nice room - Does she have a nice room?

Slide 3 - Diapositive

She has a bike.
Does she have a bike?

She has got a bike.
Has she got a bike?
I have a bike.
Do I have a bike?

I have got a bike.
Have I got a bike?

Slide 4 - Diapositive

Zet de zin om naar een vraag:
1. You have a favourite singer.

Slide 5 - Question ouverte

Zet de zin om naar een vraag:
2. He has got a pen in his pencil case.

Slide 6 - Question ouverte

Zet de zin om naar een vraag:
3. She has a yellow bike.

Slide 7 - Question ouverte

Zet de zin om naar een vraag:
4. Ben has milk at home.

Slide 8 - Question ouverte

Zet de zin om naar een vraag:
5. Ben has got milk at home.

Slide 9 - Question ouverte

Grammar 14
Duurvorm (Present Continuous)

Slide 10 - Diapositive

Present Continuous:
- gebruik je als iemand is NU aan het doen is
- gebruik je als iets NU aan de gang is.

- AM / ARE / IS (to be) + werkwoord + -ing

- let op: soms valt een -e weg (bake - baking)
- let op: werkwoorden met 1 lettergreep met een korte klinker, moet je de medeklinker verdubbelen.
(chat - chatting)     (stop - stopping)

Slide 11 - Diapositive

Vul de juiste vorm van de duurvorm in
6. I ___ (study) at the moment.

Slide 12 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van de duurvorm in
7. You ___ (play) badminton tonight.

Slide 13 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van de duurvorm in
8. We ___ (watch) TV.

Slide 14 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van de duurvorm in
9. She ___ (not / work) in Spain.

Slide 15 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van de duurvorm in
10. They ___ (read).

Slide 16 - Question ouverte

Ik heb de uitleg begrepen en kan de grammatica toepassen op de toets.
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz