Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Slide 3 - Vidéo
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Vidéo
Welke van de volgende uitspraken over een delier is NIET waar?
A
Een delier is een tijdelijke stoornis, waarbij de patiënt na het delier altijd weer terugkomt op zijn oude cognitieve niveau
B
Een delier is meestal geassocieerd met een medisch probleem
C
Een delier komt vaak voor, kost veel geld en meer mensen met een delier komen te overlijden
D
Dehydratie kan het ontstaan van een delier triggeren
Slide 31 - Quiz
Welke van de volgende omgevingsfactoren zijn geassocieerd met een verhoogd delierrisico tijdens ziekenhuisopname?
A
Overplaatsing (tussen afdelingen of kamers)
B
Op een meerpersoonskamer liggen
C
Op een bed van een andere specialistische afdeling liggen
Slide 32 - Quiz
Welk van de volgende symptomen is het minst behulpzaam om het onderscheid te maken tussen een delier en dementie?
A
Acute denk- en/of gedragsproblemen
B
Ongeorganiseerde spraak
C
Verstoorde aandacht
D
Verminderd niveau van bewustzijn
Slide 33 - Quiz
Wat is een risicofactor voor een delier? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Depressie
B
Eerdere ziekenhuisopname
C
Oudere leeftijd
D
Een eerder doorgemaakt delier
Slide 34 - Quiz
Een kenmerk van een delier is?
A
Geleidelijk ontstaan
B
Stoornissen in de aandacht
C
Bewustzijn fluctueert niet
D
Georganiseerd denken
Slide 35 - Quiz
Patiënten met een hypoactief delier ervaren minder stress dan patiënten met een hyperactief delier en hoeven daarom niet behandeld te worden voor de verschijnselen van delier. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 36 - Quiz
Bij een delirante patiënt schat je in dat er een verhoogd risico zou kunnen zijn voor het oplopen van letsel. Welke vrijheidsbeperkende maatregel pas je als eerste toe?
A
Je fixeert de patiënt onmiddellijk om te voorkomen dat hij letsel oploopt
B
Je vraagt eerst aan de familie om toestemming om vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen
C
Je probeert alternatieve interventies te vinden om het gevaar te verminderen en de vrijheidsbeperkende maatregelen te voorkomen
D
Je overlegt eerst met een arts voordat je vrijheidsbeperkende maatregelen toepast