Module C2 Delier en dehydratie

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 3

Module C2 

Delier en dehydratie

Programma

• Voorkennis activeren: Delier quiz 
• Opdrachten (PADLET)
• Opdrachten nabespreken
• Stellingen
• Opdrachten Thieme
• Vooruitblik

Welke van de volgende uitspraken over delier (delirium) is niet waar?

1. Delier is een tijdelijke stoornis waarbij de patiënt na het verdwijnen van het delier altijd weer terugkomt op zijn oude cognitieve niveau
2. Delier is meestal geassocieerd met een onderliggend medisch probleem
3. Delier komt vaak voor, kost veel geld en meer mensen met een delier komen te overlijden
4. Dehydratie alleen kan het ontstaan van een delier triggeren

Welke van de volgende omgevingsfactoren zijn geassocieerd met een verhoogd delierrisico tijdens ziekenhuisopname?

1. Overplaatsingen (transfers tussen afdelingen of kamers)
2. Op een meer-persoonskamer liggen
3. Op een bed van een ander specialisme liggen (bijv. intern bed op de afdeling chirurgie)
4. Alle bovengenoemde factoren

Welk van de volgende scenario’s omschrijft de verminderde aandacht van een patiënt?

1. De patiënt denkt niet logisch en gaat tijdens het gesprek van de hak op de tak.
2. De patiënt barst plotseling in tranen uit wanneer de diagnose met hem wordt besproken.
3. De patiënt volgt het gesprek niet, is steeds afgeleid en gaat de lakens ordenen.
4. De patiënt is alert en en valt in slaap tijdens het gesprek

Welk van de volgende symptomen is het minst behulpzaam om het onderscheid te maken tussen een delier en dementie?

1. Acute denk- en/of gedragsproblemen
2. Ongeorganiseerde spraak
3. Verstoorde aandacht
4. Veranderd niveau van bewustzijn

Welke vorm van delier wordt het vaakst over het hoofd gezien?

1. Hyperactief delier
2. Hypoactief delier
3. Gemengd delier

Na welke operatie komt postoperatief delier het minst voor?

1. Operatie heupfractuur
2. Hartchirurgie
3. Vaatchirurgie
4. Electieve totale knieprothese

Wat is een risicofactor voor delier?

1. Hoge leeftijd
2. Fysieke beperking
3. Alcoholgebruik in de voorgeschiedenis
4. Zintuigelijke beperking

Hoe vaak wordt delier gemiddeld niet herkend in het ziekenhuis?

1. In 5% van de gevallen.
2. In 50% van de gevallen.
3. In 40% van de gevallen.
4. In 90% van de gevallen.

Een kenmerk van een delier is:

1. Het geleidelijke ontstaan
2. Aandachtstoornissen
3. Stabiel bewustzijn
4. Georganiseerd denken

Welke patiënt is zeker niet delirant?

1. Patiënt kan zijn aandacht er moeilijk bijhouden en is gedesoriënteerd.
2. Patiënt heeft wat moeite met het geheugen en kan de aandacht er goed bijhouden.
3. Patiënt is niet coöperatief en hyperalert.
4. Patiënt is wat plukkerig en kan de aandacht er meestal moeilijk bijhouden.

Een alcohol-onttrekkings delier begint…

1. onmiddellijk na abrupt stoppen van de alcoholconsumptie.
2. 6 tot 72 uur na stoppen of minderen van de alcoholconsumptie, bij een patiënt die voorheen niet of onvoldoende behandeld is geweest voor alcohol-onttrekkingssyndroom.
3. bij ontstaan van een lichamelijke ziekte.
4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Delirium tremens is:

1. Een delier veroorzaakt door stoppen van cannabisgebruik.
2. Een delier veroorzaakt door het stoppen van nicotinegebruik.
3. Een delier veroorzaakt door het stoppen van alcoholgebruik.
4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

CIWA-ar (Clinical Institute Withdrawal Assessment for Alcohol, Revised) is een observatielijst die door de verpleegkundige per dienst of vaker wordt afgenomen om;

1. Het beloop van alcoholonttrekkings-symptomen te monitoren.
2. De ernst van de klachten te meten.
3. De arts tijdig te kunnen waarschuwen voor een klinische verslechtering.
4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Patiënten met een hypoactief delier ervaren minder stress dan patiënten met een hyperactief delier en hoeven daarom niet behandeld te worden voor de verschijnselen van delier.

1. Waar
2. Niet waar

Bij een delirante patiënt schat je in dat er een verhoogd risico zou kunnen zijn voor het oplopen van letsel. Welke vrijheids-beperkende maatregel pas je als eerste toe?

1. Je fixeert de patiënt onmiddellijk om te voorkomen dat hij letsel oploopt.
2. Je vraagt eerst aan de familie om toestemming om vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen.
3. Je probeert alternatieve interventies te vinden om het gevaar te verminderen en de vrijheidsbeperkende maatregelen te voorkomen.
4. Je overlegt eerst met een arts voordat je vrijheidsbeperkende maatregelen toepast.

Als een patiënt in de avond- of nachtdienst delirant wordt, onderneem je in ieder geval de volgende acties:

1. Je past prikkelreductie toe en hangt oriëntatiepunten op.
2. Je houdt de DOSS bij.
3. De zet valpreventie in.
4. Je gaat op zoek gaan naar onderliggende oorzaken en informeert de arts.

Opdracht (PADLET)

1. Vergroot je kennis! Kijk de filmpjes en lees de artikelen over Delier en Dehydratie. 
2. Maak de opdracht over dehydratie bij ouderen. 
3. Beantwoord de stellingen en bespreek deze stellingen met je subgroep.
4. Denk na over een casus m.b.t. delier die je hebt meegemaakt.

Opdracht (PADLET)

Vragen?

Bij dehydratie in de terminale fase moet je geen interventies meer toepassen

Eens

Oneens

Verdieping

Maak met je subgroep de praktijksituaties uit Thieme Meulenhoff VVT deel 1 module 3. Deel 3.12 De casussen van Dhr. Ramkoesjin en Dhr. Alayah.

Volgende keer...

• College shock 
• Opstarten examen W7

Huiswerk:

Neem het examen door in Digibib (W7: Reageert op onvoorziene en crisissituaties) en noteer voor jezelf vragen en onduidelijkheden.