Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 7.2 Onstaan van nieuwe soorten
Slide 1 - Diapositive
Doel 7.2
Je kunt uitleggen hoe soorten veranderen Je kunt uitleggen hoe veranderende soorten kunnen leiden tot nieuwe soorten
Slide 2 - Diapositive
Evolutie
Het veranderen van soorten, tot zelfs het ontstaan van nieuwe soorten (of verdwijnen van soorten) heet evolutie.
Evolutie gaat langzaam.
Evolutie is niet gestuurd, je weet vooraf niet welke kant het op gaat, mutaties ontstaan bij toeval.
Evolutie is nooit klaar.
Slide 3 - Diapositive
Evolutie
Voor evolutie zijn de volgende zaken nodig:
Genetische variatie (niet iedereen is genetisch gelijk)
Selectiedruk
De overlevingskans (en kans op kinderen) is voor niet iedereen gelijk
Slide 4 - Diapositive
Genetische variatie
Genetische variatie onstaat door:
* recombinatie
* mutaties
Slide 5 - Diapositive
Recombinatie
Geslachtelijke voortplanting vergroot de genetische variatie binnen een populatie omdat kinderen een toevallige combinatie van de chromosomen (en dus allelen) van hun ouders krijgen.
Dit proces heet recombinatie.
Crossing-over vergroot de variatie.
De beschikbare genen binnen een populatie heet de genenpool.
Slide 6 - Diapositive
Mutaties
Wijzigingen in DNA leiden vaak tot wijzigingen in het gecodeerde eiwit en dit leidt vaak weer tot wijzigingen in eigenschappen.
Slide 7 - Diapositive
Selectiedruk
Doordat in een populatie de individuen (bijna) allemaal genetisch verschillend zijn (variatie) hebben ze allemaal een grotere of kleinere kans om zich voort te planten. De gunstige genen (hoge fitness) hebben een grotere kant om in de nieuwe generatie terecht te komen dan ongunstige genen (lage fitness).
Dit proces heet natuurlijke selectie (selectiedruk).
Slide 8 - Diapositive
Soorten veranderen
Het veranderen van de eigenschappen van een populatie door de selectiedruk heet adaptatie.
De allelfrequentie van het allel verandert.
Voorbeeld: Berkenspanner
Slide 9 - Diapositive
Berkenspanner
Motten die voorkomen in lichte vorm en donkere vorm.
Evolutiestappen bij de prooi leiden weer tot evolutiestappen bij de predator omdat de selectiedruk wijzigt.
Ook symbiose (wederzijds voordeel) kan leiden tot co-evolutie.
Slide 12 - Diapositive
Nieuwe soorten ontstaan
Als twee populaties van elkaar gescheiden raken en daardoor niet meer onderling voortplanten (reproductieve isolatie) kunnen deze populaties genetisch zo veel van elkaar gaan verschillen (door mutaties én selectiedruk) dat ze samen geen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen -> er zijn twee soorten ontstaan.
Slide 13 - Diapositive
Allopatrische soortvorming
Reproductieve
isolatie door een
fysieke barriere
Slide 14 - Diapositive
Sympatrische soortvorming
Reproductieve isolatie door tijd (dag/ nacht of seizoen)
Slide 15 - Diapositive
Sympatrische soortvorming
Door uiterlijk - seksuele selectie
Slide 16 - Diapositive
Seksuele selectie
De voorkeur van vrouwtjes voor bepaalde uiterlijke kenmerken heeft een grote invloed op de kans dat bepaalde
eigenschappen (dus allelen) in de
volgende generatie terugkomen.
Ook als deze eigenschappen de overlevings-
kans niet positief beïnvloeden.
Slide 17 - Diapositive
Kunstmatige selectie
Mensen kiezen bij het kweken van planten en het fokken van dieren bewust bepaalde eigenschappen uit.
Domesticeren en klassieke veredeling.
Dit proces heet kunstmatige selectie.
Slide 18 - Diapositive
Doel 7.2
Je kunt uitleggen hoe soorten veranderen Je kunt uitleggen hoe veranderende soorten kunnen leiden tot nieuwe soorten