Par 5.4

Par 5.4          Spieren
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Par 5.4          Spieren

Slide 1 - Diapositive

Lesplanning
Doel
Vorige les
Instructie
Zelfstandig werken
Les afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Doel
De leerlingen kunnen aan het einde van de les uitleggen waar je je spieren voor gebruikt en waarom je ze nodig hebt in je lichaam.

Slide 3 - Diapositive

Vorige les
Wat weten jullie nog van de vorige les? 
Welke stoffen zitten er in je botten. 

Slide 4 - Diapositive

Welke stoffen zitten er niet in je botten?
A
Zuurstof en kalk
B
Kalk en lijmstof
C
Zuurstof en koolstofdioxide
D
Co2 stikstof

Slide 5 - Quiz

Door welk onderdeel in het bot kan je gemakkelijker bewegen?
A
Gewricht
B
Kapselbanden
C
Gewrichtsmeer
D
Gewrichtskolom

Slide 6 - Quiz

Hoe heet het uiteinde van het bot dat lijkt op een bol?
A
Gewrichtkolom
B
Gewrichtsmeer
C
Gewrichtskaplsel
D
Gewrichtskogel

Slide 7 - Quiz

Spieren stelsel
Spierenstelsel is een orgaanstelsel. Dat heb je geleerd in thema 3.
Alle spieren in je lichaam vormen samen met spierenstelsel.
Zonder spieren kan je niet bewegen. In je maag bijvoorbeeld zorgen de spieren er ook voor dat het voedsel wordt gekneed. In de darmwand zorgen de spieren ervoor dat het voedsel door de darm wordt vervoerd. In je huid zit in ieder haartje een klein spiertje. De spieren zorgen ervoor dat als je kippenvel krijgt dat ze dan blijven staan. Je hart is ook een grote spier die ervoor zorgt dat je bloed wordt rond gepompt.

Slide 8 - Diapositive

Pezen
De spieren zitten met pezen vast 
aan de botten. Pezen zijn de witte 
delen aan het einde van iedere spier. 


 

Slide 9 - Diapositive

Spieren
Een spier kan samentrekken.
Als een spier samentrekt dan wordt de spier korter en dikker.
De spier trekt namelijk naar het botten naar elkaar toe.

Slide 10 - Diapositive

Strekspier
Om een arm te kunnen bewegen, strekken 
en buigen 
heb je een strekspier en een buigspier 
nodig. Bij het strekken van de arm 
gebruik je de
 strek spier. 
Door de strekspier samen te trekken, 
strek je je arm.
De strekspier wordt dan korter en dikker.


Slide 11 - Diapositive

Buigspier
Om de arm te kunnen buigen gebruik 
je de buigspier.
De buigspier wordt dan korter en dikker. 
De arm is nu gebogen.
Om het bot te bewegen heb je altijd twee spieren nodig: 
een buigspier en een strekspier.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Zelfstandig werken
Blz. 27 t/m 31
Practicum opdracht mag je overslaan. 

Slide 15 - Diapositive

Les afsluiten
Hebben we het doel behaald?
Wat ging er goed vandaag?
Wat kan er een volgende les beter?

Slide 16 - Diapositive