BK Unit 3 - words Lesson 2 t/m 4

Unit 3 Vocabulary
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Unit 3 Vocabulary

Slide 1 - Diapositive

Geef de Nederlandse vertaling van het woord:

delay
A
vertraging
B
versnelling
C
Pinokkio
D
te laat zijn

Slide 2 - Quiz

Geef de Nederlandse vertaling van het woord:

dangerous
A
dankbaar
B
duur
C
gevaarlijk
D
pindakaas

Slide 3 - Quiz

Geef de Nederlandse vertaling van het woord:

lonely
A
belonen
B
alleen
C
olifant
D
eenzaam

Slide 4 - Quiz

Geef de Nederlandse vertaling van het woord:

library
A
boekenwinkel
B
bibliotheek
C
breien
D
woonkamer

Slide 5 - Quiz

Geef de Engelse vertaling van het woord:

lift
A
elevator
B
pannenkoek
C
woonde
D
escalator

Slide 6 - Quiz

Geef de Engelse vertaling van het woord:

zelfverzekerd
A
self-sured
B
arrogant
C
jealous
D
confident

Slide 7 - Quiz

Geef de Engelse vertaling van het woord:

reis
A
travel
B
reis
C
journey
D
Peter Pan

Slide 8 - Quiz

Geef de Engelse vertaling van het woord:

bestemming
A
destiny
B
destination
C
mood
D
New York

Slide 9 - Quiz

a bridge
a skyscraper
a factory
the subway
traffic
Zet het Engelse woord bij het juiste plaatje
a ferry

Slide 10 - Question de remorquage

4

Slide 11 - Vidéo

00:32
Wat was de originele naam van New York
A
The Duke of York
B
New Amsterdam
C
Amsterdam
D
appeltaart

Slide 12 - Quiz

01:06
Waarom is New York zo cultureel verschillend?
A
Iedereen houdt van andere dingen.
B
Ze hebben daar heel veel verschillende plekken om te bezoeken.
C
Er wonen heel veel mensen met verschillende nationaliteiten.
D
Snotneus

Slide 13 - Quiz

01:22
True or False?

Het vrijheidsbeeld is door Frankrijk gegeven aan Amerika.
A
True
B
False

Slide 14 - Quiz

02:31
Maak de zin af:

Times Square wordt ook wel...
A
Het winkelcentrum van het heelal genoemd.
B
The Big Apple genoemd.
C
?...
D
Het centrum van het universum genoemd.

Slide 15 - Quiz