2GT - Herhaling Grammar Theme 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Welcome class 

Je gaat vandaag aan de slag met herhaling van de grammatica van Theme 2. Bijv.    quick en quickly 

      much/many 

Weet je nog? Je kunt hierbij je TEXTBOOK gebruiken:

GRAMMAR page 23 en 27.

Lees goed wat je moet doen. Heb je een vraag, stuur dan een PB

nog een paar voorbeelden;

een bijvoeglijk naamwoord - zegt iets over een zelfstandig naamwoord

- She is a beautiful girl

een bijwoord - zegt iets over een werkwoord (hoe doe ik iets)

- She sings beautifully  (+ly)

Weet je het nog?
Waarover zegt een bijv naamwoord iets?

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?

1. mensen
2. dieren
3. dingen
4. namen

Bijvoeglijk naamwoorden(adjectives)

Bijv. naamwoorden worden gebruikt om iets om iemand te beschrijven. dit zijn vaak kleuren, materialen, vormen, groottes. 

Bijvoorbeeld: The blue couch

The wooden shed

That house is very big

Adjectives kunnen ook een mening of gevoel zijn. Bijvoorbeeld:

The beautiful garden

The boring lesson

Geef minimaal 3 adjectives die passen in de volgende zin:
My parents have a(n) _________ table.

Dat waren de Adjectives

Dan gaan we nu verder met het volgende onderdeel: Bijwoorden = Adverbs.

Adverbs

Adverbs zijn wat we in het Nederlands noemen: Bijwoorden

Ze zeggen iets over hoe iemand iets doet. Het zegt iets over het werkwoord. Adverbs eindigen bijna altijd op -ly.

Adverbs= bijwoord

Voorbeeld:

You have to drive slowly here.

Wat wordt er gedaan? to drive (werkwoord)

Hoe wordt het gedaan? Slowly (Bijwoord)

Walk quietly past de dog.

Wat wordt er gedaan? walk

Hoe wordt het gedaan? quietly

what's the adverb in this sentence:

They are dancing beautifully.

1. they
2. are dancing
3. beautifully

what's the adverb in this sentence:

She is eating her soup peacefully.

1. she
2. is eating
3. soup
4. peacefully

Adverbs= bijwoord

Zeggen iets over het werkwoord

They are dancing beautifully.

quickly press the space bar.

John kicks the door angrily.

Adjectives = bijv. naamwoord

zeggen iets over het zelfstandig naamwoord

That dance is beautiful

Tom is very quick.

John is angry.

Kies uit: Bijv. naamwoord of Bijwoord ?

The dog was breathing heavy/heavily?

Kies uit: Bijv. naamwoord of Bijwoord?

She was crying ___________ when I came in.

1. dramatically
2. dramatical

Goed bezig!

Hou vol, nog een klein stukje grammatica dan ben je alweer klaar :) 

Adjectives & Adverbs

Je hebt net al het verschil geleerd tussen deze twee. Vind je het toch nog lastig? Kijk dan het volgende filmpje:

https://www.youtube.com/watch?v=g_E01067YCI 

laatste; This is a...... test

1. difficult
2. difficultly

Much or Many=veel

VEEL

much = enkelvoud of ontelbaar

much sugar

much time

much homework

much coffee

VEEL

many = meervoud of telbaar

many children

many birds

many subjects

many stories

VEEL

In bevestigende zinnen:

a lot of

                   I have a lot of friends.

We paid a lot of money for this.

Na so, as, too NIET!

I sleep as many hours as I can.

We ate too much food today.

A

A LITTLE = een beetje (enkelvoud)

A FEW = een paar (meervoud)

I need a little more time.

Ik heb een beetje meer tijd nodig.

Jack eats a few fries.

Jack eet een paar frietjes.

LITTLE = weinig (enkelvoud)

FEW = weinig (meervoud)

My teacher has little patience.

Mijn lerares heeft weinig geduld.

We bought few books yesterday.

Wij kochten weinig  boeken gisteren.

Extra oefenen met 

much / many / a lot of?

Klik op deze link!

Extra oefenen met

(a) little / (a) few?

Klik op deze link!

herhaling; Much/ many

Beide betekenen VEEL

Much bij woorden die je niet kunt tellen (enkelvoud)

bijv. tea/time/traffic

Many bij woorden die je kunt tellen (meervoud)

bijv. animals, friends, tables

Much or many?
food

1. much
2. many

Much or many?
potatoes

1. much
2. many

Much or many?
pictures

1. much
2. many

___ (weinig) people tell the truth!

1. little
2. few
3. a little
4. a few

___ (veel) girls watched Frozen
in the cinema.

1. much
2. few
3. a lot of
4. little

Bill didn't kill ___ (een paar) people,
he killed a lot.

1. little
2. few
3. a little
4. a few

The girl has ___ (weinig) sunshine
in her life.

1. little
2. few
3. a little
4. a few

Forrest didn't have ___ (veel) chocolates in his box.

1. a few
2. many
3. much
4. a little

Much or many?
children

1. much
2. many

Much or many?
sugar

1. much
2. many

Much or many?
people

1. much
2. many

Much or many?
cheese

1. much
2. many

_____ flowers

1. much
2. many

traffic

1. much
2. many

Much or many?
orange juice

1. much
2. many

postcards

1. much
2. many

Klaar!