Afsluiting hfst. 3

Burgers en stoommachines
Afsluiting
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Burgers en stoommachines
Afsluiting

Slide 1 - Diapositive




Kenmerkend aspect bij deze paragraaf:

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen in deze les?
Huiswerk af?
Vragen over de toets of opdracht volgende week?
Filmpje Nederlands-Indië
Huiswerk bijwerken of
Quizje over het hoofdstuk

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Welke afbeelding hoort bij Burgers en Stoommachines?
A
B
C
D

Slide 5 - Quiz

De tijd van Burgers en Stoommachines
A
1700 - 1800
B
1800 - 1900
C
1900 - 1950
D
1950 - 2000

Slide 6 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 7 - Quiz

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 8 - Quiz

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 9 - Quiz

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 10 - Quiz

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten

Slide 11 - Quiz

In welke beroepen begon de Industriële revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 12 - Quiz

Waar leefde de meeste mensen voor de industriële revolutie?
A
in arbeiderswijken in een dorp
B
in een arbeiderswijk in de stad
C
Op het platteland
D
in fabrieken

Slide 13 - Quiz

De eerste Nederlandse koning was:
A
Napoleon
B
Willem-Alexander
C
Willem I
D
Willem V

Slide 14 - Quiz

Wie heeft de grondrechten van 1848 geschreven?
A
Koning Willem 1
B
Johan Thorbecke
C
De burgers
D
Koning Willem 2

Slide 15 - Quiz

Bij welk tijdvak hoort deze afbeelding?
A
Steden en Staten
B
Ontdekkers en Hervormers
C
Burgers en Stoommachines
D
Televisie en Computers

Slide 16 - Quiz

Welke koning begon met de industrialisatie van Nederland?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem IV

Slide 17 - Quiz

Voor welke politieke stroming is vrijheid het belangrijkste?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Feministen
D
Confessionelen

Slide 18 - Quiz

Voor welke politieke stroming is "vrouwen gelijk aan mannen" het belangrijkste?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Feministen
D
Confessionelen

Slide 19 - Quiz

Gelijkheid, is het belangrijkste voor deze politieke stroming.
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Feministen
D
Confessionelen

Slide 20 - Quiz

Vooral rijke mensen stemmen op deze politieke stroming.
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Feministen
D
Confessionelen

Slide 21 - Quiz

Was Thorbecke een liberaal?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Waarom liet Willem II de grondwet in 1848 aanpassen?
A
Willem 2 vond dat het volk meer macht verdiende
B
Willem 2 was bang dat er een opstand zou komen
C
Willem 2 wilde de Belgen overhalen terug te komen
D
Willem 2 dacht dat hij meer macht kon krijgen

Slide 23 - Quiz

Hoe noemen we de problemen van de arbeiders eind 19de eeuw?
A
Liberale kwestie
B
Arbeiders kwestie
C
Sociale kwestie
D
Asociale kwestie

Slide 24 - Quiz

Welke wet is géén sociale wet ?
A
Kinderwetje van Van Houten
B
Ongevallenwet
C
Woningwet
D
Vrijheid van vergaderingwet

Slide 25 - Quiz

De sociale kwestie was een ... van de industrialisatie.
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 26 - Quiz

Wat hoort niet bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken

Slide 27 - Quiz

Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
industrialisatie
B
sociale kwestie
C
confessionalisme
D
socialisme

Slide 28 - Quiz

Wat was de eerste sociale wet?
A
verkeerswet
B
arbeidswet
C
Kinderwetje van Van Houten
D
bijstandswet

Slide 29 - Quiz

Welk tijdvak hoort bij deze pictogram?
A
tijd van monniken en ridders
B
tijd van burgers en stoommachines
C
tijd van jagers en boeren
D
tijd van pruiken en revoluties

Slide 30 - Quiz

In 1874 kwam het 'Kinderwetje van Van Houten'.
Wat stond daarin?
A
Kinderen moeten vanaf 12 jaar werken
B
Alle kinderen moeten naar school
C
Kinderen tot 12 jaar mogen niet in fabrieken werken
D
Kinderen tot 12 jaar mogen helemaal niet werken.

Slide 31 - Quiz

Liberalen zijn voorstanders van sociale wetten
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 32 - Quiz


De vele problemen van de arbeiders in Nederland noemen we ook wel ..
A
De crisis
B
De grondwet
C
Sociaal Probleem
D
Sociale Kwestie

Slide 33 - Quiz

In welke eeuw was de Tijd van Burgers en Stoommachines?
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw

Slide 34 - Quiz

Sociale wetten

A
Wetten die de leef- en werkomstandigheden van arbeiders verbeteren.
B
Wetten die er voor zorgen dat arbeiders beter samenwerken.
C
Wetten die zorgen dat fabriekseigenaren meer rechten krijgen.
D
Wetten die de relatie tussen overheid en arbeiders vastleggen.

Slide 35 - Quiz