2mk3 par 5.2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

5.2 Wat wordt de prijs?

Leerdoelen

• Je weet wat de inkoopprijs is.
• Je weet wat de brutowinstopslag is en je kunt deze berekenen.
• Je weet wat de verkoopprijs is en je kunt deze berekenen.
• Je weet wat afzet en omzet is en je kunt de omzet berekenen.

Hoe zit je erbij?
(goed bijv.)

Spelletjeswinkel

Inkopen

• Meestal bij groothandel.
• Liefst zo laag mogelijke prijs. Waarom?

Inkoopprijs: De prijs die je als winkelier voor de producten betaalt.

Brutowinstopslag

• Winst.
• Kosten die je ook moet meerekenen.
• Vaak een % van inkoopprijs.

Brutowinstopslag: Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt zodat hij de producten voor meer geld verkoopt.

Verkopen

• Verkoopprijs= Inkoopprijs + brutowinstopslag. 

Verkoopprijs: De prijs waarvoor je een product verkoopt.

Monopoly Nijmegen Vierdaagse wordt verkocht voor €38,-. Dit spel is ingekocht voor €23. Wat is de brutowinstopslag?

1. €12,-
2. €20,-
3. €15,-
4. €23,-

Monopoly Nijmegen Vierdaagse wordt verkocht voor €38,-. Dit spel is ingekocht voor €23. Wat is de brutowinstopslag?

Verkoopprijs= inkoopprijs + brutowinstopslag

• €38 = €23 + ?   
• €23 + ? = €38
• 38 - 23 = 15

Waarover wordt er gesproken?
'Een patatboer koopt diepvriespatat bij de groothandel voor €150.'

1. Inkoopprijs
2. Verkoopprijs
3. Brutowinstopslag

Het spel Rummikub hebben we voor €20,- ingekocht. De brutowinstopslag is 75%. Wat is de verkoopprijs?

1. €30,-
2. €15,-
3. €27,-
4. €35,-

Het spel Rummikub hebben we voor €20,- ingekocht. De brutowinstopslag is 75%. Wat is de verkoopprijs?

Inkoopprijs= €20,-

Brutowinstopslag= 75%

Verkoopprijs= ?

Verkoopprijs= Inkoopprijs + brutowinstopslag

20 * 1,75 = €35

of

20 * 0,75 = 15.

20 + 15 = €35

Afzet

• Afzet: 10 stuks. Monopolys. 

Afzet: Het aantal verkochte producten.

Omzet

• Omzet= afzet *verkoopprijs 

Omzet: Het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt voor de verkoop van producten.

De afzet is 10 stuks van Monopoly. De verkoopprijs voor één Monopoly is €30,-. Wat is de omzet?

1. €3,-
2. €300,-
3. €10
4. €100

Leerdoelen

• Je weet wat de inkoopprijs is.
• Je weet wat de brutowinstopslag is en je kunt deze berekenen.
• Je weet wat de verkoopprijs is en je kunt deze berekenen.
• Je weet wat afzet en omzet is en je kunt de omzet berekenen.

Verkoopprijs

Inkoopprijs

De prijs waarvoor je de producten verkoopt.

De prijs die je als winkelier voor de producten betaalt.

De brutowinstopslag kan een percentage zijn, maar ook een bedrag.

1. Juist
2. Onjuist

De omzet is €560,-.
Éen spel kost €40,-. Wat is de afzet?

1. 10 stuks
2. 14 stuks
3. 28 stuks
4. 30 stuks

Dat was mijn gedeelte van de les!

Dat was mijn gedeelte van de les!