Les 3 Voorraadbeheer

Voorraadbeheer
uitgifte van goederen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Voorraadbeheer
uitgifte van goederen

Slide 1 - Diapositive

even weer opfrissen

Slide 2 - Diapositive

Het hebben van voorraad kost geld.
Welke R hoort hier niet bij.
A
Ruimte
B
Risico
C
Rente
D
Retour

Slide 3 - Quiz

Waarom is een te kleine voorraad ook niet goed voor een bedrijf?

Slide 4 - Question ouverte

Kwantitatieve controle heeft te maken met
A
De juiste hoeveelheid goederen
B
De houdbaarheid van de goederen

Slide 5 - Quiz

Een pakbon is hetzelfde als een factuur.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Producten met een beperkte houdbaarheid sla je op volgens:
A
de FIFO methode
B
de LIFO methode

Slide 7 - Quiz

Wat betekent de 'omloopsnelheid' van een product

Slide 8 - Question ouverte

Wat betekent inventariseren
A
Een telling maken van alle aanwezige producten
B
Iets uitvinden
C
Het inrichten van bijvoorbeeld een woning
D
Iets nauwkeurig afwegen

Slide 9 - Quiz

Waarom is het niet goed om teveel van een bepaald product op voorraad te hebben?
A
Producten kunnen bederven
B
Dan hebben mensen teveel keus
C
Omdat werknemers dan harder moeten werken
D
Kost ruimte en ruimte kost geld

Slide 10 - Quiz

Wat bedoelen we met kwalitatieve controle van binnengekomen goederen?

Slide 11 - Question ouverte

Als een binnengekomen product stuk is dan stuur je het?
A
Return
B
Rechtsomkeert
C
Retour
D
Rembours

Slide 12 - Quiz

Een product waar statiegeld op zit (bijvoorbeeld een kratje)
noemen we ook wel
A
Collage
B
Emballage
C
Gage
D
Garage

Slide 13 - Quiz

Leg uit wat wordt bedoeld met 'vraagvoorspelling'

Slide 14 - Question ouverte

Bij welk product gebruik je de FIFO methode?
A
Schoenen
B
Pak melk
C
Deodorant
D
Puzzelboekjes

Slide 15 - Quiz

Wat is het verschil tussen t.h.t en t.g.t.?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Vidéo

T.G.T.
TE GEBRUIKEN TOT
T.H.T.
TEN MINSTE HOUDBAAR TOT

Slide 18 - Diapositive

Bedenk 2 situaties
waarbij er sprake is van uitgifte van goederen

Slide 19 - Carte mentale

Hulpmiddelen
dit zijn transportmiddelen die je kan gebruiken om producten van A naar B te brengen

Slide 20 - Diapositive

Welke hulpmiddelen worden er bij jou op je werk of op stage gebruikt?

Slide 21 - Question ouverte

TWIXX opdracht:
zoek bij de onderstaande transportmiddelen een plaatje
en geef aan waar dit transportmiddel voor gebruikt kan worden:
- Pompwagen
- Heftruck
- Transportkar
- Steekwagen
- Etagewagen

Slide 22 - Diapositive