Verkleinwoorden inoefenen

Verkleinwoorden inoefenen
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsLager onderwijs

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Verkleinwoorden inoefenen

Slide 1 - Diapositive

Schrijf het verkleinwoord op van heks

Slide 2 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord op van bezem

Slide 3 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord op van paddenstoel

Slide 4 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord op van draak

Slide 5 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord op van tanden (opgelet!).

Slide 6 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord op van lach

Slide 7 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord op van soepketel

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord op van brouwsel

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord op van pil

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord op van ring

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord op van potten (opgelet!)

Slide 12 - Question ouverte

Schrijf het verkleinwoord op van paard

Slide 13 - Question ouverte