Klas 1 week 4 les 2 lesversie

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)
Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met mensen en activiteiten beschrijven



Wat ga je doen?
Ga in het digitale lesmateriaal naar Naslag - Arrêt Chapitre 5
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans rechts: Nederlands
de woorden/zinnen van Voca A op
Luister ook naar de uitspraak
Klaar? Bedek de Franse zinnen en kijk welke zinnen je al kent. 
Werk met * & potlood
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)
Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met mensen en activiteiten beschrijven



Wat ga je doen?
Ga in het digitale lesmateriaal naar Naslag - Arrêt Chapitre 5
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans rechts: Nederlands
de woorden/zinnen van Voca A op
Luister ook naar de uitspraak
Klaar? Bedek de Franse zinnen en kijk welke zinnen je al kent. 
Werk met * & potlood

Slide 1 - Diapositive

Noteer op jouw DPF
Voca A en Phrases-clés van chapitre 5
 noteren in jouw vocabulaireschrift

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- Heb ik SPV geoefend  en het bezittelijk voornaamwoord herhaald.




Slide 3 - Diapositive

Qu'est-ce qu'on va faire?
Herhalen: bezittelijk voornaamwoord
mon - ma - mes = mijn
ton - ta - tes = jouw
son - sa - ses = zijn/haar
notre - nos = onze
votre - vos = jullie / uw
leurs - leurs = hun

Slide 4 - Diapositive

Les parents = de ouders
Hoe zeg je: mijn ouders

Slide 5 - Question ouverte

La bonne réponse
mes parents = mijn ouders

Slide 6 - Diapositive

le frère - la soeur - le cousin
Hoe zeg je: haar broer, jouw zus, hun neef?

Slide 7 - Question ouverte

Les bonnes réponses
haar broer = sa frère
jouw zus = ta soeur
hun neef = leur cousin

Slide 8 - Diapositive

Weektaak vorige week
Opdracht 32a
Hier moest je aangeven dat in zijn rugzak zit: zijn agenda, zijn potlood, zijn etui, zijn schrift, zijn pen, zijn boek en zijn gum:
Dans son sac à dos il y a son agenda, son crayon, sa trousse, son cahier, son stylo, son livre et sa gomme.
 

Slide 9 - Diapositive

Vertaal:
mijn rugzak - mijn etui - mijn boek

Slide 10 - Question ouverte

La bonne réponse
mijn rugzak = mon sac à dos
mijn etui = ma trousse
mijn boek = mon livre

Slide 11 - Diapositive

We eindigen vandaag met een lesje Frans van...
Martien Meiland

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Wat heb je geleerd
van deze les?

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak
Maken van de oefeningen en/of leren van de vocabulaire
In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 16 - Diapositive